Meer gezondheid met minder energie

1.      Leefbaarheid (habitat) van mens, dier en plant verschraalt

De oplopende concentratie van vooral COin de lucht (broeikasgassen in de atmosfeer) leidt tot een klimaatverandering als gevolg van een gestage opwarming van de aarde. Dat heeft flinke consequenties voor de leefbaarheid van mens, dier en plant. Grote gebieden worden door te hoge temperaturen, te weinig neerslag, hevige stormen of frequente overstromingen, steeds meer onleefbaar. Wereldwijd verschraalt de biodiversiteit. Het leven van miljoenen mensen zal door een afnemend leefgebied onomkeerbaar veranderen. Zowel op regionale als mondiale schaal ontstaan enorme humanitaire problemen op het gebied voeding, water, gezondheid en bestaansmogelijkheden. Verwacht wordt dat grote stromen van miljoenen vluchtelingen op gang komen. Mensen trekken, als milieuvluchteling – en onschuldig aan de oorzaken van alle ellende – massaal weg uit de gebieden die langzaam maar zeker onleefbaar worden.

2.      Internationale afspraken ter beperking negatieve consequenties broeikasgassen

In de zeventiger jaren van de vorige eeuw werd internationaal onderkend dat de opwarming van de aarde afgeremd diende te worden. Daartoe zijn door 197 landen internationale klimaatafspraken gemaakt om de ongewenste gevolgen van klimaatverandering te voorkomen.

Broeikasgassen (als CO2 en waterdamp) zorgen er voor dat de warmte van de zon op aarde wordt vastgehouden en dat de aarde voor mens, dier en plant leefbaar is. Te veel broeikasgassen houden te veel warmte vast en warmen de aarde te veel op. Met alle nadelige  klimaatgevolgen van dien (zoals stijging zeespiegel, hevige regenbuien, meer hittegolven, grote droogtegebieden).

Broeikasgassenemissie ontstaat vooral door het gebruik van fossiele brandstoffen en grondstoffen, maar ook door gebruik van procesmiddelen in industrie (koolwaterstoffen en lachgas) en landbouw (methaan). Klimaatbeleid is vooral te beïnvloeden door ons energiebeleid. Vraag en aanbod aan energie hebben grote invloed op ons klimaat.

In 1995 is in Parijs een internationaal klimaatakkoord afgesproken waarbij 195 landen emissiereductie doelen moeten stellen, die steeds strikter worden. In het definitieve klimaatakkoord van Parijs is afgesproken om het internationale klimaatbeleid te richten op een beperking van de mondiale temperatuurstijging tot ruim onder de 2oC, met een streven naar maximaal 1,5oC. De mondiale doelstelling is in Parijs zelfs nog aangescherpt met het streven naar maximaal 1,5oC temperatuurstijging.

Een zeer belangrijke oorzaak en bron voor de toename van CO2 is het gebruik van fossiele brandstoffen. Een logische consequentie is dat het gebruik van fossiele brandstoffen flink wordt teruggeschroefd.

3.      Voorraden fossiele brandstoffen zijn eindig

Lange tijd is de relatie tussen de opwarming van de aarde/toenemende concentratie van CO2 in de atmosfeer en het gebruik van fossiele brandstoffen genegeerd/ontkend/gebagatelliseerd. De hele wereld gebruikt voor verwarmen, koelen, transport en producten en productieprocessen fossiele brandstof. Het was gemakkelijk en in verschillende vormen beschikbaar en op diverse manieren toepasbaar.

In het recente verleden is wel duidelijk geworden dat de voorraden van de uiteenlopende fossiele brandstoffen wel degelijk eindig zijn en dat daardoor de beschikbaarheid en betaalbaarheid niet meer is te garanderen. En omdat niet overal ter wereld voorraden van fossiele brandstoffen beschikbaar zijn, wordt er hevig gehandeld in deze producten. De beïnvloeding van levering, prijs en beschikbaarheid worden ingezet als wapen/drukmiddel bij geopolitieke conflicten of kapitalistische ambities.

4.      Oliecrisis 1973 bracht keerpunt

Nederland werd door de oliecrisis in de jaren 70 gedwongen maatregelen te treffen om het gebruik van olie en ook andere energiebronnen, zoals aardgas, direct terug te dringen. Er werd opgeroepen om het gebruik van olie en gas voor het verwarmen van woningen en gebouwen te verminderen.

De kierenjacht vormde in die jaren de basis voor de isolatie maatregelen. Als gevolg van die kierenjacht ontstonden er in de woningen problemen met vocht en schimmel en nam de kwaliteit van de lucht binnen – door onvoldoende frisse lucht – af. Voldoende gereguleerde ventilatie ontbrak. Isoleren kreeg een negatieve klank.

Het duurde nog vele jaren voordat het beperken van fossiele brandstoffen door het isoleren van woningen in de bouwregelgeving werd opgenomen.

5.      Relatie vraag naar fossiele energie en klimaat werd pas laat ‘ontdekt’

In de jaren 70 was er – buiten de wetenschappelijke wereld – weinig bekend over de relatie tussen het gebruik van fossiele brandstoffen en de CO2 uitstoot. Dat verklaart dat in de bouwwereld en de bouwregelgeving van de overheid, de relatie tussen de vraag naar fossiele brandstoffen voor bijvoorbeeld verwarming en gevolgen voor het klimaat nog helemaal niet werd gelegd.

Het duurde tot 1992 toen in het Bouwbesluit – gebaseerd op NEN 1068 uit 1964 (!!!) – voor het eerst rekening werd gehouden met een energieprestatienorm (energetische kwaliteit van gebouwen). Het beperken van warmteverliezen werd vastgelegd met een eis voor de warmteweerstand, de Rc-eis.   Deze eis werd voor bouwdelen gebracht op 2,5 m²K/W  (N.B.: warmtedoorgangscoëfficiënt wordt uitgedrukt in W/m2K).

In december 1995 kwam de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) in het Bouwbesluit en moesten nieuwbouw woningen voldoen aan de EPC-eis van 1,4. Die eis werd in 20 jaar, stapsgewijs verlaagd in 1997 (1,2), 2000 (1,0), 2006 (0,8), 2011 (0,6) en 2015 (0,4).

6.      Meer installaties minder isolatie wreekt zich op termijn

Bij het vaststellen van de EPC werd in de rekenmethode aan goede isolatie minder ‘rekenwaarde’ toegekend dan aan het installeren van allerlei technische installaties. ‘Hoe meer installaties, des te beter’ leek het devies. Er werd geen rekening gehouden met het jaarlijkse verbruik, het onderhoud en zeker niet met de kosten van de op termijn noodzakelijke vervanging. Het gebrek aan goede en voldoende isolatiemaatregelen kon met het installeren van enkele PV panelen simpel rekenkundig worden gecompenseerd. Met als gevolg slecht geïsoleerde huizen vol dure en energievretende installaties.

Wat is een passiefhuis?
Ontwikkeling in beeld bron: Stichting PassiefBouwen

De EPC eis, bedoeld als ondergrens, werd door veel opdrachtgevers en bouwers direct  als maximale verplichting gezien. Door ‘onvolkomenheden in de ontwerpen’ en door ‘slordigheden en fouten tijdens de bouw’, bleken en blijken woningen en andere gebouwen na oplevering nog steeds vaak meer energie te verbruiken dan ‘op papier’ was berekend en waarvoor de vergunning was afgegeven.

Pas na 10 jaar wordt in 2012 dan eindelijk de Rc-eis voor bouwdelen verhoogd van 2,5 naar 3,5 W/m2K. En in 2015 volgt de invoering van de gedifferentieerde thermische isolatie-eis met een Rc voor de vloer van 3,5 W/m2K, voor de wanden een Rc van 4,5 W/m2K en voor het dak een Rc van 6,0 W/m2K. Ondanks de toegenomen kennis en inzichten, de ontwikkeling van allerlei nieuwe producten en materialen, veranderingen in ontwerpen en processen blijft in de nieuwbouw het verbruik van energie voor verwarmen en koelen hoog.

En dat duurt nog even. Want de eisen voor een ‘Bijna Energie Neutraal Gebouw’ (BENG) worden pas per januari 2021 van kracht en pas vanaf dat moment moeten alle nieuwbouwwoningen voldoen aan die BENG eisen. Maar helaas is in het verleden gebleken dat nieuwe, verdergaande eisen geen garantie vormen voor een dalend energieverbruik. Ook een strikte toepassing van de BENG eisen leidt niet automatisch tot woningbouw waarin het energieverbruik voor verwarmen en koelen nadert naar nul.

7.      Inhaalslag voor energiezuinige woningen met gezond binnenklimaat

In het verleden is de bouwsector er, in samenwerking met de installatiebranche, steeds in geslaagd om de invoering van strengere eisen, die zouden moeten leiden tot een lager energieverbruik in woningen, te traineren. En zolang het winnen van aardgas zonder problemen verliep en het een aardige bron van inkomsten voor de staat vormde, vond men in Den Haag een willig oor voor de ‘overwegingen’ en werd gewoon toegegeven.

Het is wrang dat beleggers, corporaties en woningeigenaren alsnog flink aan de bak moeten om de gevolgen van deze schijnwinst te herstellen. Zeker als je bedenkt dat er – met name in Duitsland – al eind jaren 90 zogenoemde passiefhuizen verschenen.

8.      PassiefHuis biedt energiezuinigheid, comfort én gezond binnenklimaat

PassiefHuizen zijn energiezuinige woningen met een comfortabel en gezond binnenklimaat. Dit wordt bereikt door de isolatie van vloer gevel en dak te versterken.
(warmteweerstand Rc-vloer ≥ 6,5, Rc-gevel = 8 en RC-dak = 10 W/m2K).

Door deze versterkte isolatie is het energieverbruik voor verwarming 10 keer lager dan de bestaande woningvoorraad en 4 tot 5 keer lager dan onze huidige nieuwbouw woningen. Het totale energieverbruik voor verwarmen en koelen is maximaal 15 kWh/m2 ofwel 1,5 m3 aardgas per m2 vloeroppervlak. Een haarföhn is dan voldoende om een passiefhuis van 100 m2 vloeroppervlakte te verwarmen. De totale primaire energiebehoefte voor alle apparaten in huis van keukengerei, ventilatie, verlichting inclusief warmwater, verwarmen, koelen samen is 120 kWh/m2.

Bestaande woonvoorraad

Met de bestaande materialen en bouwsystemen is dit concept ook geschikt en haalbaar voor de aanpak van de bestaande woningvoorraad. Het leidt tot vermindering van de vraag naar energie voor verwarmen en koelen met maar liefst 90%.

Nieuwbouw

Bij het bouwen volgens de passiefhuis eisen wordt in ieder geval probleemloos voldaan aan de verplichte BENG eisen voor nieuwbouw die vanaf januari 2021 van kracht zijn.

Renovatie

Het vooraf bedenken wat er gedaan moet worden om verbruik van energie blijvend te minimaliseren, onder het motto  ‘voorkomen is beter dan genezen’, geheel in de lijn van de Trias Energetica is natuurlijk ook bij renovaties van de bestaande woningvoorraad mogelijk. Bestaande woningen renoveren tot een ‘passiefhuis standaard’ kan (en zal vermoedelijk ook) een hogere investering vergen dan de traditionele renovatie.

Betaalbaarheid via MKBA

Betrek bij het beoordelen van de omvang van de investeringen de ‘Total Costs of Ownership’ (TCO) en de opbrengsten van het verlengen van de levensduur en het beperken van het gebruik van energie en water in de afwegingen. Bereken ook de effecten van het ombouwen van bestaande woningen tot woningen met een echt gezond binnenklimaat. Betrek in die berekeningen niet alleen de afgeleide voordelen en besparingen op het gebied van milieu, klimaat (mitigatie én adaptatie) en het behoud van sociale cohesie, maar vooral ook de minder wordende kosten van (gezondheids-)zorg en welzijn.

Zo’n ‘Maatschappelijke Kosten Baten Analyse’ (MKBA) kan voor de (rijks-) overheid een goede reden vormen om het ‘passiefhuis’ en het renoveren en ‘isoleren naar passiefhuisniveau’ actief te promoten en mogelijk te maken. Dat kan bijvoorbeeld met fiscale maatregelen en garantstellingen voor de betaalbaarheid van de werkzaamheden voor de eigenaar/bewoners en marktpartijen.

9.      Nabeschouwing

Uitgangspunt in de discussies dient niet langer te zijn: ‘we moeten van het gas af, dus hoe gaan we nu verwarmen en koelen’.

Centraal staat de vraag ‘welke maatregelen moeten we treffen om het gebruik van energie fundamenteel en structureel te minimaliseren en voor alle woningen een gezond binnenklimaat te garanderen’. 

Als de maatschappelijke, technische en financiële impact (bij iedereen) bekend is, weten we ook welke wet- en regelgeving er moet komen voor een haalbare implementatie van die maatregelen. Gegarandeerd dat de vraag naar energie daardoor zo afneemt dat een aansluiting op een gasnet (met Russisch gas of waterstofgas) of een warmtenet helemaal niet meer realistisch is. Dan gaan we allemaal graag en met een gerust hart “van het gas af”.

Niet de belangen van de leveranciers van apparatuur en/of netwerken en/of software moeten leidend zijn, maar de belangen van de bewoners van Nederland. En die zijn, direct en indirect, het meest gebaat bij gezonde, comfortabele woningen en lage woonlasten.

Plaats een reactie