Welkom by Sustainable Energy Solutions

Paul-Masselinkvs2_5x6cm

Welkom bij Sustainable Energy Solutions, de website van het bedrijf dat ik heb opgericht om mijn visie en ideeën over duurzame en energie en energieopslag te verspreiden. Ik ben al ruim 35 jaar actief in deze sector. Lees hier meer over mij en mijn ervaringen; en hieronder over mijn artikelen, publicaties en nieuws over het bereiken van een gebouwde omgeving die vrij is van fossiele brandstoffen.

Succes energietransitie wordt vooral bepaald door energiebesparing in de gebouwde omgeving

Isolerende voorzetgevel biedt unieke kansen

Jarenlang heeft de overheid het rigoureus terugdringen van de vraag naar energie in woningen nauwelijks serieus genomen. Wel gaf zij volop aandacht en financiële steun aan allerlei installaties en apparatuur voor verwarmen en koelen. Jarenlang negeerde en bagatelliseerde zij de oproep van velen om het gebruik van energie wezenlijk te verminderen. Voor dat ongebreidelde energie- en materiaalgebruik wordt nu de rekening gepresenteerd. Het is onder de huidige omstandigheden een helse opgave om de opgelopen achterstand ten aanzien van afdoende energiebesparing in bestaande woningen in korte tijd in te halen. Sommige burgers lukt het hun energievraag met isolatiemaatregelen iets terug te brengen. Anderen proberen met kunst en vliegwerk via mini-ingrepen hun energieverbruik nog enigszins te beperken. Vaak gaat dat ten koste van een gezond binnenmilieu. Dat moet anders en kán ook anders.

Bewoners overschatten de isolatie van hun huizen

In discussies over het (na-)isoleren van woningen blijkt vaak hoezeer de bewoners de isolatie van hun woning overschatten. Al te vaak klinkt de stellige bewering: “Mijn woning is bij de bouw al goed geïsoleerd en op de benedenverdieping is isolatieglas aangebracht”. Sinds de oliecrisis in de jaren ’70 is er enige aandacht voor woningisolatie gekomen en pas vanaf 1975 stelde het ‘Bouwbesluit’ minimale isolatie eisen.

De minimale isolatie-eis voor dak en gevel was in 1975 slechts Rc = 1,3 m2K/W.  De Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) als maat voor isolatie voor nieuwbouwwoningen werd pas in 1995 ingevoerd. Deze werd toen vastgesteld op Rc = 1,4 en gedurende de jaren teruggebracht tot 0,4 in 2015. Tegenwoordig is de eis voor het dak een Rc = 6 m2K/W en voor de gevel een Rc = 4,5 m2K/W. In 2021 is de EPC vervangen door de BENG eis. (Bijna Energie Neutraal Gebouw). Dat wil zeggen dat alleen woningen mogen worden gebouwd waarvan het energiegebruik nul is. Dat betekent dat de woningen het eigen energieverbruik voor de woning zelf moeten opwekken. Een extra hoge Rc waarde voor de verschillende onderdelen van de schil (vloer, gevel, dak) kan ervoor zorgen dat de energieverliezen tot een minimum beperkt blijven en er dan ook weinig extra energie hoeft te worden opgewekt.

Ondanks de overtuiging van de bewoners/eigenaren dat hun woning goed is geïsoleerd, is het jaarlijkse forse verbruik van gemiddeld circa 1.500 m3 aardgas per woning alleen te verklaren door een gebrekkige isolatie van de schil, inclusief warmtelekken en koudebruggen.

De gemiddelde inwoner in Nederland blijkt moeilijk te overtuigen van de noodzaak om extra isolerende maatregelen te treffen en van de voordelen die een nieuwe isolerende schil daarbij kan spelen. Helaas ligt de focus op de hoogte van de investering, terwijl juist berekeningen van de Total Costs of Ownership (TCO) voor hem van belang zijn. Dan komen alle variabele kosten van de verschillende opties in beeld. De uitgaven voor verwarmingsenergie in een goed geïsoleerde woning blijven gedurende een reeks van jaren beperkt. Ook vormen waarde creatie van de woning en het feit dat een goed geïsoleerde woning nog decennia meegaat relevante aspecten. Deze voordelen spelen lang door en compenseren de uitgaven voor de isolerende maatregelen ruimschoots.  En dan nog afgezien dat men vele jaren van extra wooncomfort kan genieten.

De Total Costs of Ownership is het totaalbedrag aan kosten voor de aanschaf en het bezit van een product of dienst gedurende de hele levenscyclus/gebruikscyclus.

Hoe deze energiebesparing echt afdoende aan te pakken?

Het is natuurlijk geweldig -en tegelijkertijd bijna vanzelfsprekend- dat de beoogde nieuwbouw van ruim 125.000 woningen per jaar volgens de Bijna Energie Neutraal Gebouw-norm moet worden gerealiseerd. Dit voorkomt dat het aantal energieverspillende woningen nog verder toeneemt en dat vol kan worden ingezet op het isoleren van de bestaande woningvoorraad.

De bestaande ruim 8.000.000 woningen moeten voor 2050, dus gedurende de komende 27 jaar op efficiënte wijze energetisch toekomstbestendig, dus energieneutraal worden gemaakt. Dat zijn ruim 290.000 woningen per jaar ofwel ongeveer 1000 (!!) woningen per dag, waar de achterstand in isolatieniveau moet worden weggewerkt. De ruim 215.000 “energiezuinige” woningen uit de jaren 2020-2022 zijn in 2050 ook al weer ongeveer 30 jaar oud en zijn dan echt toe aan een flinke opknapbeurt om eveneens volledig energieneutraal te worden gemaakt.

Om de aanpak van deze enorme renovatie en isolatie opgave in goede banen te leiden is een goed geregisseerde planning en seriematige aanpak nodig. Een probleemloze uitvoering van die aanpak vereist bovendien dat allerlei financiële, administratieve, formele en juridische belemmeringen via bindende regelgeving van de rijksoverheid, desnoods op basis van noodwetgeving, vooraf worden opgelost en weggenomen. De opdracht is zo omvangrijk dat alleen een strikte, perfect voorbereide, projectmatige aanpak, wat betreft inzet van middelen, materialen en menskracht, succesvol kan zijn.

Effectief isoleren biedt energiebesparing én gezond wooncomfort

Het effectief en vergaand isoleren van bestaande woningen vermindert het energieverbruik voor verwarmen en koelen spectaculair. Met een totaal isolatiepakket voor gevel, dak, vloer, glas, ramen en deuren is de energievraag tot ‘passiefhuis-niveau’ terug te brengen.

Het energieniveau van een passiefhuis betekent dat per jaar voor verwarming en koeling niet meer dan 15 kWh per vierkante meter woonoppervlakte nodig is (15 kWh komt overeen met ongeveer 1,5 m3 aardgas). De ‘rijtjeswoningen’ die gebouwd zijn tussen 1965 en 1985 hebben gemiddeld een vloeroppervlak van 125 m2. Voor deze woningen komt het verbruik dan uit op 1.850 kWh (circa 185 m3 aardgas). Het gemiddeld gebruik van deze rijtjeswoningen bedraagt nu 18.500 tot 25.000 kWh. (ongeveer 1.850 tot 2.500 m3 aardgas). Voor alle woningen, jong en oud, groot en klein, lag dat in 2020 gemiddeld op 1.500 m3 aardgas. 

Een extra voordeel is dat een goed geïsoleerde woning niet alleen veel minder energie vraagt, maar, mede dankzij de noodzakelijke ventilatie, ook een veel gezonder wooncomfort oplevert. Vooral ventilatiesystemen die, bij de gegeven temperatuur, sensor gestuurd reageren op de concentratie CO2 enrelatieve vochtigheid in de binnenlucht, dragen hier aan bij. 

De ervaring leert dat aanvullende isolatiemaatregelen het meest effectief zijn wanneer zij aan de buitenkant van de woning worden aangebracht. Een goede ‘warme jas’ zorgt er voor dat kieren en luchtlekken effectief worden gedicht en dat de isolatie koudebruggen opheft. Op die manier  worden potentiële vochtconcentraties en schimmelvorming ín de woning effectief voorkomen.

Door rijtjeswoningen of woningcomplexen van een ‘warme jas’ te voorzien, kan de bestaande woningvoorraad, bij goed gebruik van isolerende voorzetgevels, tegelijkertijd een modern voorkomen en een aantrekkelijke uitstraling krijgen. Dankzij de energiebesparing, een gezond wooncomfort en eigentijds uiterlijk, gaan die woningen dan weer decennia mee. En juist het langdurig voortzetten van het gebruik als woning bespaart extra veel energie én grondstoffen.

Isolerende prefab bouwelementen

(Uitwerking in bijlage 1)

In de bouwsector neemt het prefabriceren inmiddels verder toe. Deze werkwijze draagt bij aan de oplossing voor het personeelstekort. Bovendien nemen dankzij automatisering, betere kwaliteit, minder materiaalgebruik, minder afval en de weersonafhankelijke werk- en productie omstandigheden de winstmarges toe.

Het is essentieel gebleken dat in de bestaande bouw de belangrijkste bouwdelen, waardoor veel energie voor verwarming verloren gaat, aan de buitenzijde worden geïsoleerd. Dat voorkomt koudebruggen en problemen met de vochthuishouding van de woning.

Meerdere partijen leveren al prefab dakelementen om hellende daken effectief te isoleren. De dakelementen verschillen in opbouw en materiaalgebruik en zijn prima op bestaande woningen toe te passen. Daarbij blijft een ruime keuze uit materialen voor de afwerking bestaan. Maar met het oog op de toekomst ligt de keuze voor een voldak PV- installatie of een PV-felsdak voor de hand. Deze oplossingen zijn extra aantrekkelijk omdat het investeringen, arbeid en onderhoud in dakpannen overbodig maakt. 

Extra goed isolerende prefab voorzetgevel

Er is momenteel een aantal partijen dat prefab isolerende gevels aanbiedt die verschillen in zowel opbouw als materiaal gebruik. Om probleemloos en continu voldoende woningen van prefab isolerende voorzetgevels te kunnen voorzien dient de prefab productie flink toe te nemen. Als absolute voorwaarde zou daarbij moeten gelden dat voor de productie het gebruik van zowel energie, materialen als grondstoffen tot een minimum dient te worden beperkt en dat de toegepaste materialen volledig en ook eenvoudig te hergebruiken of makkelijk te recyclen zijn.

Er staan in Nederland ca. 980.000 rijtjeswoningen uit de jaren ’60 tot ’90, ofwel 13% van de woningvoorraad. Bij isolatie van deze woningen tot passiefhuisniveau daalt het jaarlijks verbruik voor verwarmen tot 15 kWh/m2 vloeroppervlak en bedraagt de energiebesparing gemiddeld 90%!! Voor rijtjeswoningen uit de periode 1965 – 1974 met een vloeroppervlakte van 115 m2 is de energiebesparing dan 1.460 m3 aardgas per jaar. Woningen uit de jaren 1975 -1991 besparen 1.050 m3 gas per jaar. De energiebehoefte voor verwarming voor deze woningen die tot passiefhuisniveau (15 kWh/m2 ) zijn geïsoleerd bedraagt bij 115 m2 vloeroppervlak nog slechts 1.725 kWh ofwel 172 m3 aardgas per jaar.

Om te voorkomen dat de effectiviteit en kwaliteit van de isolerende gevelelementen, bijvoorbeeld door toenemende vraag en concurrentie, onder druk komt te staan, zou de overheid een aantal uitvoeringen van isolerende dak- en gevelelementen als “voorkeursopties” moeten aanmerken.

Om het predicaat ‘voorkeurs optie’ te kunnen verwerven, leveren de producenten alle gegevens  aan over de duurzaamheid. Dan gaat het over de benodigde energie voor de productie, de gebruikte materialen en de hergebruiksmogelijkheden ervan. Maar ook over aspecten als bijvoorbeeld herkomst, transport, gewicht en bevestiging. De overheid geeft volledige openheid over de gegevens en berekeningen waarop het toekennen van het predicaat ‘voorkeursoptie’ is gebaseerd.

Dit stelt andere bedrijven in staat gericht innovaties of nieuwe combinaties van materialen door te voeren zodat hun “verbeterde” product het predicaat ‘voorkeursoptie’ kan verwerven.  Periodiek kan de overheid de lijst met voorkeursopties actualiseren, zodat steeds de meest effectieve én minst belastende uitvoeringen worden toegepast.

Aan de productie of het gebruik van een bouwelement met het predicaat ‘voorkeurs optie’ kan de overheid voor de producent en/of de afnemer een extra stimulerende regeling koppelen. De overheid kan bijvoorbeeld bepalen dat aan het toepassen een ‘voorkeursoptie’ automatisch een vorm van financiële ondersteuning is gekoppeld of dat het aanvragen van specifieke vergunningen en het aanleveren van berekeningen en administratieve data niet langer nodig is. Ook is denkbaar dat afnemers bijvoorbeeld de BTW kunnen terugvragen, vergelijkbaar met de teruggave van de BTW op zonnepanelen.

Materialen en grondstoffen beperken
 zowel in de bouw als bij energievoorziening

Nederland heeft bij woningen niet alleen de dure plicht het gebruik van energie voor verwarming substantieel terug te dringen. Er ligt met het Rijksbrede programma ‘Nederland Circulair in 2050’  ook de opdracht om het gebruik van materialen en grondstoffen in 2030 met 50% te reduceren en zoveel mogelijk herbruikbare en goed recyclebare grondstoffen en materialen te gebruiken. In 2050 moet Nederland dan helemaal circulair zijn.

Bij het presenteren van het voornemen om het gebruik van fossiele brandstoffen te beëindigen heeft de rijksoverheid als alternatieve verwarmingsbron de installatie van warmtepompen en de aanleg van warmtenetten gepropageerd. Maar juist in allerlei systemen en apparaten voor het verwarmen en koelen van woningen, zoals airco’s en warmtepompen, worden grote hoeveelheden uiteenlopende grondstoffen en milieuvervuilende materialen verwerkt. Onafhankelijk onderzoek wees onlangs uit dat een warmtepomp bijna net zo veel negatieve milieueffecten heeft als het hele huis waar die in staat. En dat terwijl een huis, inclusief isolatie, wordt gebouwd voor een periode van minimaal 75 tot 100 jaar en meer en een warmtepomp na circa 15 jaar al aan vervanging toe is.

Helaas kwam het accent bij eerdere beleids- en uitvoeringsmaatregelen niet te liggen op het beperken van de vraag naar verwarmingsenergie door vergaand te isoleren, maar op de aanleg van nog meer energievretende apparaten, systemen en installaties. Ondanks lessen uit het verleden werd de spreekwoordelijke wijsheid “Voorkomen is beter dan genezen” opnieuw volledig genegeerd:

Over het beperken van het gebruik van materialen en grondstoffen of over circulariteit gesproken!

Het propageren van het warmtenet en de warmtepomp en het veronachtzamen van het isoleren is helemaal opvallend tegen de achtergrond van het gegeven dat de leveranciers voor vrijwel al die installaties en technieken zelf aangeven dat een “goed geïsoleerde woning” als absolute voorwaarde geldt voor een succesvolle toepassing van de apparatuur.

Deze waarschuwende clausule is een goede reden om de bestaande woningvoorraad juist met voorrang alsnog zeer vergaand extra te isoleren. Als gevolg van het permanent en substantieel terugdringen van het gebruik van energie voor ruimteverwarming worden tegelijkertijd de aanleg en installatie van die huidige, materiaal intensieve systemen en apparaten vrijwel overbodig.

Deze positieve “bijvangst” is uitermate gunstig voor het bereiken van de te behalen doelen! In zeer goed geïsoleerde woningen volstaan heel simpele, materiaal extensieve systemen en technieken waarmee prima in de zeer beperkte, resterende, verwarmingsbehoefte is te voorzien. 

De minimale behoefte aan extra warmte per woning zet ook het verdienmodel voor de aanleg van warmtenetten, met de bekende verplichte aansluiting, verder onder druk. Als deze “uitweg” wegvalt zullen ook aanbieders van zogenoemde “restwarmte” zich uiteindelijk gedwongen zien hun processen aan te passen. Het vergaand energiezuinig te optimaliseren van hun productie-processen zal ook daar de vraag naar primaire energie minimaliseren. Verspilling van energie door het ontstaan van “restwarmte” in het proces te accepteren is dan, mede door het ontbreken van ‘afzetmogelijkheden’, feitelijk uit den boze.

Het grondig isoleren van woningen draagt zo direct bij aan het bereiken van de doelstelling om minder materialen en grondstoffen te gebruiken. Daardoor neemt ook de directe en indirecte afhankelijkheid van andere landen voor levering van dergelijke grondstoffen af.

Nederland en ook Europa beschikken slechts in zeer beperkte mate over aansprekende voorraden van allerlei primaire grondstoffen. Daarom kan het opbouwen van een eigen efficiënte recyclingindustrie niet snel genoeg worden uitgevoerd. Daarmee wordt de uitvoer van de hier aanwezige, nog te recyclen en op te werken, steeds moeilijker te verkrijgen secundaire maar zeer waardevolle grondstoffen voorkomen. Met een eigen recyclingindustrie, die bovendien volledig voldoet aan alle noodzakelijke en wenselijk geachte milieubeschermende maatregelen, zorgt Nederland voor het ontstaan van een voorraad aan grondstoffen. Hierdoor wordt de Nederlandse en Europese maakindustrie voor levering van grondstoffen nog onafhankelijker van aanvoer uit andere landen.

 ‘All electric’ energievoorziening (Zie ook bijlage 2)

Binnen een jaar of 15 is het merendeel van de gebouwde omgeving, inclusief verwarming, ‘all electric’. Een ‘all electric’ energievoorziening betekent dat in buurten en wijken nog maar één energienetwerk ligt waarmee in iedere vraag naar energie kan worden voorzien. Alleen dat netwerk behoeft onderhoud en vergt als enige nog een beheerssysteem. Ook in gebouwen en woningen is sprake van één energiesysteem en zijn door effectieve en alternatieve verwarmingsmethoden, de arbeidsintensieve installatie en onderhoud van complexe apparaten en de aanleg van allerlei interne leidingen overbodig.

Omdat woningen dan van buitenaf supergoed zijn geïsoleerd, kunnen bovendien schoorstenen en veel dakdoorvoeren verdwijnen. Zodra de schaduweffecten daarvan ontbreken is het dak volledig en ook visueel aantrekkelijk af te werken met PV-panelen voor decentrale opwekking van duurzame energie.

Huidige elektriciteitsnetwerken achterhaald Het huidige elektriciteitsnetwerk is indertijd ontworpen en gebouwd op het transport vanaf enkele grote energiecentrales naar talloze decentraal gelegen afnemers. Door de huidige en steeds groeiende, decentrale, duurzame opwekking van elektriciteit blijkt dit netwerk in zijn opzet en werking feitelijk al achterhaald. Desondanks proberen netbeheerders en energiebedrijven hun grip te behouden en hun invloed voor lange tijd veilig te stellen door dit elektriciteitsnetwerk steeds uit te breiden en te verzwaren en voortdurend aan te passen.

Deze activiteiten gaan gepaard met de inzet van enorme hoeveelheden kostbare materialen, investeringen en menskracht waarvoor de afnemers de rekening krijgen gepresenteerd. Een extra risico bij het vasthouden aan een centraal elektriciteitsnetwerk is de gevoeligheid voor terroristische of cyberaanvallen. Als die onverhoopt plaatsvinden komt de energievoorziening in grote gebieden meteen in de knel en loopt die uiteindelijk overal vast.

Ongewenste maar verplichte afname via dynamisch energietarief Door de grote afhankelijkheid van het centrale elektriciteitsnet kan de burger erop rekenen dat, zeker na het verdwijnen van de saldering, de prijs per afgenomen kWh continu zal variëren en zal meebewegen met het aanbod van elektriciteit op de “groothandelsmarkt”. Bij veel wind en zon is het aanbod groot en zal de dan geldende “terugleververgoeding” naderen tot nul of erger. Maar gedurende donkere en koude, windstille periodes neemt de elektriciteitsvraag toe en moet voor iedere kWh, wegens het gebrek aan voldoende aanbod, de hoofdprijs worden betaald. Dit is simpelweg het voorspelbare gevolg van een energiesysteem waarbij de zeggenschap volledig in handen van “de markt” wordt gelegd. Dankzij de slimme meter is het binnenkort voor energiemaatschappijen heel eenvoudig om “verplicht afrekenen per uurtarief”, dat op basis van aanbod bovendien continu varieert, te introduceren.

Momenteel kan de consument nog zelf kiezen voor een variant van deze contractvorm, “het dynamisch energietarief per tijdseenheid”, maar blijvende keuzevrijheid en vrijwilligheid zijn in de toekomst niet te garanderen.

Maatregelen op korte termijn

In Nederland gebruikt ook de overheid graag het bekende motto: “de vervuiler betaalt”. Helaas betaalt, zeker als het gaat om het gebruik van energie, in werkelijkheid niet de grootste vervuiler het meest. In plaats van de grootverbruiker krijgt juist de kleinere verbruiker de hoogste prijs en extra hoge belastingen per gebruikte kWh of m3 aardgas gepresenteerd. En dat terwijl het voor de klimaatverandering echt niet uitmaakt of een kg CO2 vrij is gekomen uit fossiele brandstof die door een bedrijf of een huishouden is gebruikt. Maar ja die bedrijven blijken zich vooralsnog overal uit te kunnen lobbyen.

Eerlijke staffels voor REB en ODE Het is relatief redelijk eenvoudig om huishoudens te verleiden direct maatregelen te treffen om het energieverbruik zoveel mogelijk te verminderen. Eigen initiatief is goed te stimuleren door het aantal staffels voor de Opslag Duurzame Energie (ODE) en de Regulerende Energie Belasting (REB) flink te vergroten. Als deze heffingen via veel, relatief kleine, stappen oplopen (bijvoorbeeld per 500 kWh of 250 m3 aardgas) blijkt het beperken van de energievraag direct lonend. Of men nu het gedrag aanpast of eenvoudige besparende maatregelen treft, als men het energiegebruik genoeg vermindert, komt men snel in een lagere staffel terecht. En dan geldt voor de totale hoeveelheid energie die nog wel wordt afgenomen het lagere tarief van die staffel. In de tarieven die aan de staffels zijn gekoppeld wordt natuurlijk ook het effect van het aantal m2 vloeroppervlak verwerkt. Op die manier wordt verschil gemaakt in energielasten voor een kleine slecht geïsoleerde woning en de energielasten voor een ruime, goed geïsoleerde woning met een groot vloeroppervlak.  

Aparte staffels van bijvoorbeeld 25.000 of 50.000 kWh en m3 aardgas voor zakelijke afnemers levert hen het financiële motief om energie te besparen en zelf duurzame energie op te wekken. Natuurlijk komt voor bedrijven de teruggave van de BTW op energie per direct te vervallen.

Toepassen energiezuiniger producten fiscaal stimuleren Dankzij ontwikkelingen op het gebied van energie-efficiency bij bijvoorbeeld interne logistiek, elektrische aandrijving, verwarmen en koelen etc. blijkt de potentie van het besparen van energie hoger te liggen dan 30%. De overheid kan het versneld toepassen van nieuwe, effectieve, energiebesparende en energiezuinige producten en systemen stimuleren door ze aan een miniem BTW-tarief of een fiscale aftrekregeling te koppelen.
Vanzelfsprekend komen alleen die strikt geselecteerde producten voor dergelijke promotie- en stimuleringsregelingen in aanmerking die optimaal functioneren en weinig materiaal vergen bij de productie en tijdens het gebruik.

Windparken ten behoeve van maar ook ten laste van grootverbruikers De opbrengsten van windparken op zee moeten per direct worden gebruikt voor de elektrificatie van grote afnemers en voor de productie van waterstof ten behoeve van hoog thermische bedrijfsprocessen. Deze specifieke afnemers gaan alle kosten dragen van deze productieketen (turbines, schakelcontacten op zee, omzetten in H2, opslag en transport E en H2) via een daarop toegespitst specifiek energietarief.

Gemeentelijke participatie in windparken Via gemeentelijke participatie en inbreng worden omwonenden, allemaal participant in nieuw te bouwen windturbines. De omwonenden krijgen een deel van de opgewekte energie geleverd in de utility centers. De gemeente gebruikt haar aandeel in de energieopbrengst voor inzet in gebouwen met een maatschappelijke functie zoals scholen, wijkcentra, sportaccommodaties, voor zover die nog niet energieneutraal en zelfvoorzienend zijn. Alleen bewoners van monumenten en in een beschermd stadsgezicht die niet zelf duurzame energie mogen of kunnen opwekken kunnen dan ook nog financieel deelnemen in de windturbines zodat een duurzame energievoorziening ook voor hen gewaarborgd is.

Bij nieuwe windturbines en zonneparken maken opslagsystemen (incl. onder atmosferisch druk opslaan van waterstof) een verplicht en vast onderdeel uit van het project. Het argument dat het realiseren van dergelijke projecten moet worden uitgesteld vanwege een gebrek aan capaciteit op het aanwezige energienetwerk komt daarmee te vervallen.

Daken en gevels voor grootschalig PV opwekken Zonneparken kunnen prima gerealiseerd worden op daken en aan gevels van bedrijfsgebouwen met veelal grote beschikbare en onbenutte oppervlakten. Voor gevels is inmiddels een ruime keuze aan kleurige en aantrekkelijke PV- uitvoeringen beschikbaar. Verder biedt het plaatsen van verticaal opgestelde PV-panelen op de stroken langs sloten die agrariërs braak moeten laten een mooie kans als compenserende inkomstenbron. Eveneens dient de overheid het overdekken van grote parkeerplaatsen met PV-panelen om energie op te wekken snel verplicht te stellen. Het spreekt voor zich dat steeds een efficiënt opslagsysteem deel moet uitmaken van een grootschalig PV-project.

Onafhankelijkheid van bijzondere grondstoffen neemt toe Wanneer de energievraag vergaand wordt gereduceerd, het decentraal opwekken optimaal wordt gerealiseerd, energieoverschotten perfect worden opgeslagen in stationaire batterijen (flow-, liquid metal-, Ni-, zout-) en zo nodig worden omgezet in waterstof voor gebruik in de winter dan zijn alle maatregelen getroffen om het jaar rond met zelf opgewekte duurzame energie in de energiebehoefte te kunnen voorzien. De bouw van nieuwe energiecentrales is dan niet meer nodig en de afhankelijkheid van andere regio’s voor levering van materialen en bijzondere grondstoffen, zoals bijvoorbeeld uraanerts voor kerncentrales, is dan voorkomen.

Kerncentrales belemmeren verduurzamen energievoorziening Kerncentrales leveren geen bijdrage aan een stabiele duurzame energievoorziening. Zij zijn permanent in bedrijf en omdat zij continu energie produceren leveren zij een basislast. Zij zijn niet snel op of af te schakelen naarmate zich schommelingen in de opwekking van duurzame energie uit zon en wind voordoen. Doordat zij een basislast bieden verkleinen zij daardoor de ruimte op het elektriciteitsnet voor het aanbod van duurzaam opgewekte energie. Bovendien wordt bij de keuze voor kerncentrales onvoldoende rekening gehouden met de milieuhygiënische implicaties van de winning en opwerking van uraanerts en ook niet met ecologische en sociaal maatschappelijke factoren die een rol spelen bij de opslag van radioactief afval of de sloop van kerncentrales in de toekomst. De kerncentrales vergen veel grondstoffen zowel bij het winnen en opwerken van uraanerts tot brandstofstaven, bij de exploitatie, bij het beheer en onderhoud als bij de uiteindelijke ontmanteling en berging van de radioactief vervuilde materialen.

Als extra nadeel geldt dat kerncentrales, zoals alle energiecentrales, enorme hoeveelheden koelwater gebruiken. Dit leidt ertoe, vooral in het buitenland, dat meerdere energiecentrales tegelijk voor langere tijd moeten worden afgeschakeld. zoals in 2019 al eens gebeurde. Door afnemende hoeveelheden smeltwater en minder neerslag ontstaan vooral tijdens droge, hete zomers te lage waterstanden en te hoge watertemperaturen om nog voldoende koelwater te kunnen leveren. 

(Zie ook: https://sustainableenergysolutions.nl/2021/08/12/kernenergie-wat-brengt-het-ons/)

Geen netverzwaring meer maar opslagsystemen inclusief waterstof Stop met het verzwaren van de nationale elektriciteitsnetwerken maar installeer waar nodig direct grootschalige opslagsystemen zodat duurzaam opwekken van energie uit zon en wind zonder meer kan plaatsvinden. Koppel aan de opslag voor de korte termijn, goede installaties waarmee eventuele overschotten direct zijn om te zetten in waterstof die onder atmosferische druk in eenvoudige containers, gevuld met hydrozine, metaal hydriden of powerpasta, wordt opgeslagen.

Waterstof is de aangewezen brandstof voor bedrijven die voor hun productieproces hoge temperaturen nodig hebben. Door de afnemer alle kosten voor deze energie in rekening te brengen (opwekken, opslaan, omzetten, transport etc. etc.) worden zij gestimuleerd de vraag te verminderen door hun productie en/of producten aan te passen en hun productieprocessen te optimaliseren. Die benodigde waterstof is per as, spoor of schip en via leidingen te vervoeren.

Auto’s rijden na 2035 op waterstof Omdat batterij auto’s te veel grondstoffen en materialen vergen is mobiliteit op basis van waterstof in de jaren na 2035 de (enige) toekomst. Het tanken van waterstof voor mobiliteit is dan ook dé manier om via heffingen, wegenbelasting te innen. Bovendien scheelt het enorm veel energie als niet iedere elektrische personenauto iedere kilometer continu ook een loodzwaar accupakket van wel 400 kg moet vervoeren. Een tank met enkele kilo’s waterstof onder atmosferische druk levert dan minimaal dezelfde actieradius.

BIJLAGE 1

Voorzetgevels als extra goed isolerende schil

Momenteel werken meerdere bedrijven aan de ontwikkeling van nieuwe producten en constructies om daarmee het gebruik van primaire grondstoffen te verminderen of minder goed beschikbare grondstoffen te vervangen. Vaak weten zij daardoor aan grote volumes reststromen uit onze wegwerpmaatschappij nuttige bestemmingen te geven. Door toepassing van die producten in de bouwsector kan die daardoor zowel op energie als op primaire grondstoffen besparen.

Minder verbruik materialen en constructie-energie

Dergelijke ontwikkelingen bieden de mogelijkheid het gebruik van primaire materialen en energie voor de opbouw en constructie van isolerende voorzetgevels vergaand te beperken. Uitgangspunt is isolerende voorzetgevels zo te construeren, dat de materialen en onderdelen waaruit ze zijn opgebouwd eenvoudig zijn te hergebruiken en/of volledig zijn te recyclen. Daarbij geldt bovendien dat de hoeveelheid materiaal, zowel in gewicht als in volume, zelfs bij een zeer hoge isolatiewaarde, zo gering mogelijk moet blijven. Hierdoor is efficiënt transport mogelijk, blijft de extra belasting van de fundering beperkt en wordt de installatie en ook de bevestiging aan de bestaande buitengevel vereenvoudigd.  

Methode constructie gevelschil

Het aanbrengen van isolerende voorzetgevels is een bekende methode om de isolatie van bestaande woningen vergaand te verbeteren. In sommige gevallen wordt eerst het buitenblad van de gevel verwijderd en wordt een dik isolatiepakket tegen het binnenblad aangebracht, waarna weer een nieuw buitenblad wordt geplaatst. Afhankelijk van de constructie, de bouw van de woningen of de wens van de opdrachtgever wordt de isolatie direct tegen de bestaande buitenmuur aangebracht waarna er een nieuwe gevel voor wordt gezet. Bij deze methoden worden alle werkzaamheden op locatie uitgevoerd.

Isolerende prefab voorzetgevels worden in fabrieken volledig op maat geproduceerd en compleet met nieuwe isolerende ramen en deuren aangevoerd en tegen de bestaande gevel gemonteerd. Deze isolerende gevels bestaan vaak uit houtskelet panelen of zijn gebouwd met staalprofielen, maar ook constructies met beton komen voor. Deze prefab gevels worden meestal afgewerkt met steenstrips. Hierbij bestaat de keuze uit keramische of minerale steenstrips. De keramische steen strips worden op traditionele wijze bij circa 1000 °C gebakken en zijn 10 tot 25 mm dik. De minerale steenstrips, die 4 tot 8 mm dik zijn, worden gemaakt door zand en kwarts met een polymeerdispersie te binden en bij 60 °C te drogen. Bij dit proces blijft de CO2 uitstoot ten opzichte van het traditionele bakken beperkt.


Bij houtskeletbouw zorgen een doorgaans massief houten stijl- en regelwerk voor een constructief geraamte waarop 15 mm dikke houten of cementvezel versterkte constructieplaten worden bevestigd. De ruimten tussen de profielen van dit regelwerk worden gevuld met isolatiemateriaal, waarna aan de kant van de buitenmuur waterkerende dampopen houtvezel constructieplaten worden aangebracht die rondom luchtdicht worden afgetapet. Hierop worden ten behoeve van de ventilatie houten rachels gemonteerd waartegen de gevelafwerking wordt aangebracht.

Bij staalframebouw zorgen staalprofielen voor het constructieve geraamte. Tussen de profielen wordt het isolatiemateriaal, meestal in de vorm van een minerale wol als glas- of steenwol en soms in de vorm van PIR platen, aangebracht. Aan weerszijde van de staalprofielen worden isolerende platen met daaroverheen vezelcementplaten gemonteerd. Op deze platen wordt aan de zichtzijde van de constructie de gevelafwerking aangebracht.

Optimaal isolerende voorzetgevels met minimaal materiaal gebruik en volledig recyclebaar

De voorbereiding

Het is een gegeven dat woningen die in de jaren ‘60 – ‘90 van de vorige eeuw als deel van een groter bouwproject zijn gerealiseerd niet erg maatvast zijn. Door kleine onderlinge verschillen in de maatvoering vereist het plaatsen van voorzetgevels een actueel inzicht van de verschillende afmetingen om zo de risico’s van afwijkende maten tot het absolute minimum te beperken. 

De afmetingen en gevelopeningen van de bestaande gevels worden per woning zeer nauwkeurig digitaal ingemeten zodat de benodigde materialen voor een bepaald project per gevel allemaal exact op maat, in de fabricagehal, kunnen worden aangeleverd. Voor de productie van de voorzetgevels zijn deze metingen en data van cruciaal belang om effectief te kunnen werken.

De opbouw van optimaal isolerende voorzetgevels is om constructieve redenen vergelijkbaar met de hierboven geschetste aanpak voor voorzetgevels. Het gaat om een regelwerk van dragende profielen, met daartussen isolatiemateriaal. Voor de stabiliteit en mede ter bescherming van het isolatiepakket komt er aan weerszijde van de profielen een isolerend en hard plaatmateriaal. Bij de optimaal isolerende voorzetgevels zijn voor het materiaal van zowel de profielen van de dragende constructie als het gebruikte isolatiemateriaal als het beschermende plaatmateriaal, andere keuzes gemaakt. Het geheel resulteert in een isolerende voorzetgevel met een hoge isolatiewaarde (Rc ≥ 10), een geringe dikte en een laag gewicht. De gevelelementen of onderdelen daarvan zijn natuurlijk volledig te hergebruiken of te recyclen.  

De productie van de voorzetgevels

De voorzetgevels worden in het horizontale vlak geproduceerd. Hiervoor worden volledig vlakke montage- en werkplateaus gebruikt die na het gereedkomen van de voorzetgevel verticaal worden gezet. Zo komt de gevel rechtovereind te staan ten behoeve van opslag, transport en montage. Op deze montage- en werkplateaus worden van bovenaf gekleurde lichtstralen geprojecteerd die, op basis van de digitale opmetingen, exact aangeven waar de platen en de verschillende kokerprofielen en de profielen rondom ramen en deuren moeten komen. Als een profiel niet nauwkeurig tussen de lichtstralen ligt, blijkt dat direct wanneer een lichtstraal wordt geraakt en is dit euvel direct te verhelpen en te herstellen.

Het plaatmateriaal

Als eerste stap in de productie worden de contouren van de gevel en de gewenste en noodzakelijke uitsparingen en gevelopeningen op het montageplateau geprojecteerd. Binnen de aangegeven contouren wordt een 10 mm dikke, lichte en volledig inerte, isolerende plaat gelegd. Deze plaat is geproduceerd uit gerecycled glas.

Glas is een niet-kristallijne vaste stof. Het is een natuurproduct dat bestaat uit grondstoffen als zand, kalk en soda, die overal in onuitputtelijke hoeveelheden voorkomen. Het is in verhouding tot andere bouwmaterialen relatief zeer goedkoop. Glas wordt onder andere op grote schaal  toegepast als vlakglas in ruiten, bij verpakkingen in flessen en potten en in autoruiten, waarbij een klevende PVB (Polyvinylbutyral) folie tussen twee lagen veiligheidsglas zit. Ondanks het feit dat glas eindeloos is te recyclen resteert bij glasrecycling altijd een deelstroom die voor de glasindustrie moeilijk opnieuw is te verwerken.

Van specifiek deze reststroom wordt een mengsel gemaakt dat bestaat uit minuscule en kleine glasbolletjes die veel lucht insluiten. Daardoor is het licht en beschikt het ook over isolerende eigenschappen. De productie van dit aggregaat vindt al vele jaren plaats en kent een brede toepassing in uiteenlopende branches.

                                      Foto Poraboard

Het gaat om een harde ecologische bouwplaat die geschikt is voor binnen en buiten.
De plaat bestaat voor 96% uit gerecycled glas en een water gedragen epoxy binder.
Deze bouwplaat is volledig inert en heeft de volgende specifieke eigenschappen: hij is vrij van schadelijke stoffen, is waterresistent en scheur ongevoelig. Ook is hij vorstbestendig, schimmelwerend, dampopen en geluiddempend.
De plaat kent een hoge brandklasse en is makkelijk te verwerken, te snijden, te verlijmen of te schroeven.
De plaat is slechts 10 mm dik, is erg sterk en weegt slechts 5 kg/m2.
Het is het aangewezen product om andere plaatmaterialen te vervangen.


De profielen

In Europa wordt op grote schaal het hergebruiken, recyclen en ook up-cyclen van kunststof afvallen onderzocht. Bij dat onderzoek staan ook processen centraal waarbij kunststofafval- stromen door versterking met bio-vezels geschikt worden voor toepassing in bouwproducten. Zowel in de auto-industrie als in de bouwsector is het gebruik van bijvoorbeeld bio-vezel of glasvezelversterkte kunststoffen en bioplastics al veel langer bekend.

Via extrusie- of perstechniek zijn decennialang talloze producten en toepassingen gerealiseerd. Deze bestaande productieprocessen zijn in te zetten voor de upcycling van stromen (gemengde) kunststof afvallen tot producten als vezel versterkte composiet kokerprofielen. Deze nuttige toepassing biedt niet alleen een energie-efficiënte oplossing voor de verwerking van dat kunststofafval, waarvan hoogwaardig hergebruik voorlopig weinig kans van slagen heeft. Het voorkomt ook het gebruik van maagdelijke bio-grondstoffen zoals die bijvoorbeeld in natuurvezel versterkte (bio-) plastics worden toegepast

Foto Vezelversterkte biocomposiet kokerprofiel Compodeen

Op de eerdere beschreven lichtgewicht harde bouwplaat worden holle natuurvezel versterkte composiet kokerprofielen aangebracht.

De vierkante kokerprofielen bestaan uit tenminste 70% houtvezel en ca 30% polypropyleen en hebben een afmeting van bij voorkeur 5 x 5 cm. De onderlinge afstand is 30 cm h.o.h. Ook horizontaal worden op regelmatige afstanden profielen aangebracht. Aan zowel boven- als onderzijde en rondom ramen en deuren worden rechthoekige profielen met meerdere kamers geplaatst. Desgewenst kan het profiel, met het oog op stabiliteit in een zeer windrijke omgeving en tijdens transport en plaatsing in 2 of meer kamers worden verdeeld.

De kokerprofielen worden volledig automatisch met behulp van specifieke koppelstukken met elkaar verbonden, zodat een constructief stevig en star geheel ontstaat. De kokerprofielen worden aan de uiteinden met sluitstukken afgesloten.

Isolatie kokerprofielen

Het recyclen van oud papier is een bekend proces. Een klein deel van ingezamelde oude kranten worden verwerkt tot luchtige cellulosevlokken. Deze milieuvriendelijke vlokken op natuurlijke basis vormen een prima isolatiemateriaal en absorberen ook geluid.

Van gerecycled afvalglas wordt een granulaat geproduceerd, waarin lucht is opgesloten, waardoor het zowel thermisch als akoestisch een isolerende werking heeft.

Cellulose vlokken                      Poraver granulaat

Om in de gevelwand eventuele koudebruggen ter plaatse van de kokerprofielen te vermijden kunnen deze door inblazen geheel automatisch worden gevuld met isolerende cellulosevezels of Poraver granulaat.

Isolatie wandelementen

Er zijn uiteenlopende isolatieproducten op de markt. Er is keuze uit isolatie op basis van mineralen (glas- en steenwol), kunststoffen (PUR, PIR, EPS, XPS en PE) en natuurlijke producten (schapenwol, cellulose, katoen, houtwol). Het isolerend vermogen van het gebruikte isolatiemateriaal bepaalt, bij de hoge beoogde passiefhuis-waarde (isolatiewaarde ≥ 10) de dikte van de nieuwe voorzetgevel. Om zo veel mogelijk materiaal te besparen en problemen bij ramen en deuren te vermijden is de ambitie de gevels zo slank mogelijk te houden.

Vanwege de hoge isolatiewaarde worden tussen de vezelversterkte kokerprofielen isolerende vacuümpanelen met een kern van pyrogeen kiezelzuur aangebracht. Door een vast stramien te hanteren voor de plaatsing van de kokerprofielen kan grotendeels met enkele standaardafmetingen voor deze vacuümpanelen worden volstaan. Bij het voorbereiden van de productie blijkt op basis van de digitale metingen of en hoeveel vacuümpanelen met afwijkende afmetingen nodig zijn.

Bij een isolatiewaarde van 10 is de dikte van het isolatiemateriaal bij het gebruik van houtvezel 43 cm, bij glas- en steenwol 40 tot 32 cm en bij bijvoorbeeld XPS 34 tot 36 en bij PIR 19 tot 24 cm. Door goed isolerende vacuümpanelen (λ = 0,0044 tot 0,007) te gebruiken blijft de dikte beperkt tot 4,4 tot 7 cm. Bij een kokerprofiel van 5×5 cm komt de isolatiewaarde met vacuümpanelen uit op 11,3 tot 7,1 en bij 6×6 cm is dat 13,6 tot 8,5. Een isolatiewaarde van 10 is bereikbaar met een vacuüm isolatieplaat met een lambda waarde van 0,006 zoals die van Recticel. Dankzij het gebruik van Poraboard met zelf een lambda waarde van 0,07 is bij een dikte van 7 cm van de gehele gevel (zonder afwerking) al een isolatiewaarde van 10 gerealiseerd.  

Een alternatief voor vacuümpanelen vormen met aerogel geïmpregneerde vezeldekens.

Aerogel ontstaat uit bewerking van silicium hydrogel waardoor miljarden kleinen cellen (tussen 20 en 50 nanometer) resteren die gevuld zijn met  lucht. Materiaal dat voor 95% tot 99% uit ingesloten lucht bestaat is extreem isolerend. Door platen textielweefsel met aerogel te impregneren ontstaat een flexibel product met een zeer hoge isolatiewaarde (van 0,013 tot 0,017). Dit materiaal is geschikt voor zowel binnen als buiten, is eenvoudig op maat te snijden en rechtstreeks op een ondergrond te verlijmen. Het is bovendien zeer licht, waterafstotend, dampopen, drukvast en UV-resistent en het kent een hoge geluidsabsorptie

Plaatmateriaal

Ter bescherming van de isolatie (vacuüm isolatiepanelen of aerogelplaat) wordt over de profielen opnieuw een Poraboard plaat van luchtgevulde glasbolletjes gelijmd.

Afwerking

Voor de afwerking van gevels wordt weliswaar steeds vaker stucpleisterwerk toegepast, maar meestal gaat de voorkeur uit naar een afwerking met steenstrips. Er zijn geen gegevens beschikbaar om vast te stellen met welk van de systemen, in combinatie met de poraboard afwerking, de beste uitgangspunten en resultaten zijn te behalen voor hergebruik en recycling.

Hierbij bestaat de keuze uit echte keramische steenstrips van 10 tot 25 mm dik die bij circa 1.000 °C, op traditionele wijze zijn gebakken. De keuze kan ook vallen op 4 tot 8 mm dikke minerale steenstrips, waarbij het gebruikte zand en kwarts met een polymeerdispersie zijn gebonden. Deze steenstrips worden bij 60 °C gedroogd. Bij dit proces blijft de CO2 uitstoot ten opzichte van traditioneel bakken relatief beperkt. Deze strips hebben een zeer natuurlijke uitstraling, zijn makkelijk te verwerken, zijn licht van gewicht, onderhoudsarm en slagvast. Ook bestaat de optie te kiezen voor steen strips die op een plaat PUR zijn bevestigd, waarbij deze platen rechtstreeks op de afsluitende poraboardplaat  worden verlijmd. Er zijn meerdere leveranciers van steenstrips op de markt actief.

Vrij recent is de ontwikkeling van gegoten steenstrips.

Het productieproces van deze gevelafwerking resulteert in een hard, slagvast paneel met een oppervlak van een halve vierkante meter. Een dergelijk paneel weegt 8 kg. De panelen zijn door het geringe gewicht en het beperkte formaat snel te verwerken en volledig demontabel en recyclebaar. De panelen moeten met schroeven via voorgeboorde gaten aan de ondergrond worden bevestigd. Na het voegen zijn de schroeven niet meer zichtbaar.

Deze ontwikkeling, die eenvoudig demonteren mogelijk maakt, sluit perfect aan op de wens om bij de productie als gedurende de gebruiksperiode het gebruik van zowel energie als materiaal tot een minimum te beperken en tegelijkertijd een maximale mogelijkheid voor hergebruik of recycling te realiseren.                                    

Gevelopeningen, ramen en deuren en vacuümglas

De isolerende voorzetgevels bieden een zeer hoge isolatiewaarde. Om de werkzaamheden op locatie tot een minimum te beperken worden de geveldelen volledig afgewerkt en afgeleverd met deuren, ramen en beglazing. Dit garandeert een perfecte luchtdichte aansluiting en afwerking tussen de gevel en ramen en deuren.  

Ook de isolatiewaarde van deuren, ramen en vooral beglazing moet zo hoog mogelijk zijn om te voorkomen dat in de nabijheid van ramen en deuren enige kou of tocht kan worden ervaren bij grote temperatuurverschillen tussen binnen en buiten. Daarom wordt uitgegaan van het installeren van ramen die bestaan uit een zeer slank profiel en die zijn voorzien van vacuümglas. Dit vacuümglas is minder dan 1 cm dik en heeft een U- waarde die minimaal gelijk is aan, of zelfs beter is dan die van drie-laags glas. Deze hoge isolatiewaarde voorkomt tocht en hinderlijke koude val en het ontstaan van condens en schimmelvorming. In principe ontstaat een woonruimte waarin de warmte aangenaam en zeer gelijkmatig is verdeeld.

Het gebruik van dit vacuümglas en het slanke profiel zorgen ervoor dat raampartijen perfect binnen de maten van de nieuwe voorzetgevel blijven en zorgt voor een soepele overgang tussen gevel en kozijnen. De dichting tussen ramen en kozijnen is optimaal luchtdicht.  

Deceuninck, producent van deuren en ramen, en AGC Glass Europe, producent van Fineo vacuümglas, zijn een samenwerking aangegaan zodat  hun producten perfect op elkaar zijn afgestemd.   

Zie ook: https://sustainableenergysolutions.nl/2021/12/07/vacuum-glas-verreweg-het-beste-isolatieglas/

Ventilatie

Een goed geïsoleerde woning levert weliswaar een comfortabel woonklimaat op, maar dat biedt absoluut nog geen garantie voor een gezond binnenklimaat. Een vrijwel luchtdicht isolerende gevel en dak dicht niet alleen alle mogelijke warmtelekken van de woning maar voorkomt ook de aanvoer van verse lucht en de noodzakelijke afvoer van vocht uit de woning. Voor een gezond binnenklimaat in een goed geïsoleerde woning is een goed ventilatiesysteem met warmteterugwinning een absolute vereiste.

Ook bij het selecteren van een ventilatiesysteem is gekeken naar de complexiteit, het materiaalgebruik en de recyclebaarheid van de installatie zelf. Maar minstens zo belangrijk is het materiaalgebruik dat gepaard gaat met leidingen en aanpassingen ín de woning en de cosmetische maatregelen die na aanleg nodig zijn om de leidingen aan het oog te onttrekken. Met een decentraal ventilatiesysteem is het aanleggen van leidingen in de woning te vermijden.

Het meest aansprekende decentrale ventilatiesysteem met warmteterugwinning is de Fresh-r. 

Dit systeem neemt geen ruimte in beslag omdat het op of in de muur of in het kozijn past en is ook eenvoudig in prefab voorzetgevels vooraf in te bouwen. De kern bestaat uit een efficiënte warmtewisselaar van dun koperdraad. Door de effectieve wisselaar is het systeem zeer compact en gebruiken de stille ventilatoren, met gemiddeld 6 Watt, zeer weinig energie. Het systeem opereert vraag-gestuurd dus alleen wanneer dat nodig is. Daartoe bewaken een CO2 sensor en een sensor voor relatieve luchtvochtigheid en 4 temperatuursensoren en 4 thermokoppels via een balansregeling ook bij harde wind de luchtkwaliteit. Zodra het CO2 niveau en/of de luchtvochtigheid toeneemt, start de Fresh-r automatisch met het verversen van de lucht. Met de aanvoer van frisse lucht wordt binnen een gezonde atmosfeer en frisse lucht, met een CO2  niveau ruim onder de 1200 ppm gegarandeerd. De warmtewisselaar vangt de grotere stofdeeltjes af en is makkelijk in de afwasmachine te reinigen. Met een optioneel filter zijn pollen en fijnstof te verwijderen. Dit pollenfilter gaat ongeveer een jaar mee. 

Het meest aantrekkelijk is een decentraal Fresh-r ventilatiesysteem per verdieping.  De Fresh-r voldoet nu al perfect aan de eisen van de toekomst en is Passiefhuis gecertificeerd.  

Zie ook: https://sustainableenergysolutions.nl/2018/01/15/ventileren-maar-dan-wel-goed-en-weg-met-de-open-keuken/

BIJLAGE 2

De toekomst van decentrale energievoorziening:
Microgrids en Utility Centers

De toekomstige energievoorziening in de gebouwde omgeving zal bestaan uit decentrale opwekking en decentraal gebruik van elektriciteit. In iedere buurt en wijk ligt al een fijnmazig en kleinschalig decentraal elektriciteitsnetwerk. Essentieel is dat de komende jaren in de decentrale elektriciteitsnetwerken per buurt of wijk ook stationaire opslagsystemen worden opgenomen. Met deze collectieve opslagsystemen, zogenoemde “buurtbatterijen”, zijn fluctuaties in vraag en aanbod in dag/nacht en week/weekend cycli op te vangen. Het netwerk en het opslagsysteem vormen samen een “microgrid” en vormen een onmisbaar onderdeel van de energietransitie.

Schaarste aan grondstoffen leidt tot omschakeling van batterij naar waterstof

In batterijsystemen voor mobiele toepassingen worden vanwege de hoge energiedichtheid tot op heden vaak lithium en andere metalen als kobalt toegepast. Omdat naar verwachting het aantal elektrische auto’s flink zal toenemen komt de beschikbaarheid van verschillende noodzakelijke metalen en grondstoffen voor batterijsystemen stevig onder druk te staan. Daardoor zullen ook de kosten verder oplopen. Deze ontwikkeling zal op termijn ook voor personenwagens leiden tot een omschakeling van een batterijsysteem naar waterstof als energiedrager. Daarmee komt de mogelijkheid te vervallen om het batterijpakket van de personenauto te gebruiken als tijdelijke “opslag” voor goedkope energie uit het net of een overschot aan zonne-energie.  Leveranciers van grote transportwagens, bussen, treinen en zwaar bouwmaterieel slaan de fase van zware batterijpakketten voor elektrificering over en stappen al direct over op waterstof.

Andere technieken en materialen voor stationaire opslagsystemen

Bij stationaire opslagsystemen, zoals voor woningen, spelen volume en gewicht geen rol. Voor de materiaalkeuze voor die opslagsystemen zijn, naast een ongelimiteerde beschikbaarheid, met name de betaalbaarheid en recyclebaarheid, bepalend. Hierdoor komen andere, uiteenlopende opslagsystemen en opslagtechnieken in beeld. Een extra voordeel hiervan is dat  de capaciteit van die systemen bovendien eenvoudig met de behoefte kan meegroeien. Bovendien ontbreken bij die systemen de veiligheidsrisico’s waardoor ze uitermate geschikt zijn voor gebruik in of nabij woningen en in de gebouwde omgeving.

‘Utility Center’ per wijk of buurt

Zodra woningen tot passiefhuisniveau zijn geïsoleerd en de energiebehoefte is geminimaliseerd ontstaat de wens om zo snel mogelijk zelfvoorzienend te worden en in de eigen energiebehoefte te kunnen voorzien. Dan zullen bij steeds meer woningen behalve daken ook geveldelen of zelfs schuttingen worden ingezet voor het opwekken van duurzame energie. Daar komt bij dat door gedrag, besparende maatregelen en vooral slimmere en energiezuiniger apparaten, de vraag naar elektriciteit per woning steeds verder zal afnemen.

Zodra het gebruik van elektriciteit daalt en de decentrale opwekking van energie op grote schaal toeneemt zal het terugleveren van het overschot aan energie aan het centrale elektriciteits-netwerk volledig spaak lopen. De opgewekte energie is dan ondanks de netverzwaring niet volledig te benutten, laat staan dat er sprake zal zijn van een ‘terugleververgoeding`. Het is logisch dat in een dergelijke situatie veel huiseigenaren/bewoners de elektriciteitsopslag in een eigen “huisbatterij” zullen overwegen. Nog afgezien van veiligheidsrisico’s, moet alleen al om het gebruik van materialen en grondstoffen te beperken, voorkomen worden, dat in iedere woning een, veelal ‘over-gedimensioneerde’, ‘huisbatterij’ komt te staan.  

Collectieve buurtbatterij

Om toch gedurende het gehele jaar de zelf opgewekte duurzame energie te kunnen gebruiken ligt een microgrid, het aanwezige fijnmazige elektriciteitsnetwerk in combinatie met een stationair opslagsysteem, per buurt of wijk meer voor de hand. Voor deze buurt- of wijkbatterijen is een ruime keuze uit technieken en uitvoeringen beschikbaar, zoals de flowbatterij, liquid metal batterij, nikkelbatterij of bijvoorbeeld de zoutbatterij. Deze batterijen vangen de verschillen op in vraag en aanbod gedurende de dag/nacht en week/weekend ritmes. Voor lange termijn en seizoensopslag zijn deze batterijsystemen minder geschikt mede omdat het volume dan enorm zou moeten toenemen.

Waterstof voor seizoensopslag

Daarom wordt, zodra de buurtbatterij vol is, het overschot of liever het extra aanbod, aan decentraal geproduceerde elektriciteit met behulp van bijvoorbeeld de Elestor opgeslagen in een aparte waterstof/bromide batterij of met een Battolyser omgezet in waterstof. Deze apparaten en de brandstofcellen die nodig zijn om van waterstof weer elektriciteit te maken vormen, samen met de buurtbatterij voor de korte termijn opslag, de basis inrichting van de ‘utility centers’.

Om waterstof in het dagelijks leven te kunnen gebruiken worden aan zowel opslag als gebruik hoge veiligheidseisen gesteld. Dit is mede ingegeven door de opslag van waterstof onder zeer hoge druk, zoals nu bij inzet op industriële schaal gebruikelijk is. Inmiddels is het goed mogelijk om waterstof bijna onder atmosferische druk op te slaan in vezel versterkte cilinders die gevuld zijn met hydrozine, metaalhydriden of zogenoemde powerpasta. Door deze aanpak is het mogelijk dat buurtbewoners, zelfs gedurende de wintermaanden de eigen zomerse overschotten aan zonne-energie alsnog kunnen gebruiken als uit de opgeslagen waterstof weer elektriciteit wordt geproduceerd.  

Utility Centers: eigendom van Vereniging van Eigenaren

Voor het te realiseren systeem van Utility Centers in wijken en buurten richten de bewoners per buurt of wijk een specifieke Vereniging van Eigenaren op. De Vereniging van Eigenaren Utility Center (VvE UC) nodigt partijen uit voorstellen te doen voor het realiseren en beheren van de decentrale microgrids, de korte en de lange termijn opslagsystemen en de brandstofcellen.

Om door een VvE UC uitverkoren te (kunnen) worden, zal het bedrijfsleven zich genoodzaakt zien steeds de beste actuele technische producten, voorwaarden en garanties aan te bieden. Partijen kunnen alleen met de beste aanbiedingen (installatietechnisch, onderhoud, verzekerde garanties, service, beheer e.d.) de risico’s en exploitatielasten voor zichzelf zo beperkt mogelijk houden en een wervend  referentie dossier opbouwen. De VvE UC zal kiezen voor het meest betrouwbare en tegelijkertijd gunstige aanbod.

Als de vervuiler moet betalen gaat ook hij verduurzamen

De Utility Centers vormen direct het einde van burgers als melkkoe voor energiebedrijven, netbeheerders en overheid. Via het bestaande grote centrale elektriciteitsnetwerk hoeft dan nog uitsluitend te worden geleverd aan grote gebruikers en bedrijventerreinen. Natuurlijk worden dan bij die afnemers alle kosten van zowel de opgewekte energie uit bestaande of nieuwe (kern-) centrales als de kosten voor het elektriciteitsnetwerk en de transportkosten neergelegd.

Met een dergelijk vooruitzicht zal snel blijken dat ook ondernemers in het bedrijfsleven in hoog tempo en fors kunnen besparen op energie. Simpelweg omdat de beloning door de besparing op alle kosten per kWh voor hen dan gigantisch is. Dan is er ineens wel de incentive die ze nu nog node missen. Dat gebrek aan incentive is er de oorzaak van dat ze nu nauwelijks investeren in maatregelen om hun energiegebruik te beperken en dat ze de daken en gevels van hun gebouwen nog niet volledig voor het opwekken van duurzame energie inzetten. Ook voor bedrijventerreinen komen dan natuurlijk Utility Centers in beeld, met de ondernemers als eigenaren van een aparte VvE UC.

Financiering via pensioengelden

Voor investeringen in de Utility Centers zou de Nederlandse overheid het voor de Nederlandse pensioenfondsen via een of meerdere aparte regelingen aantrekkelijk moeten maken specifiek voor microgrids en opslagfaciliteiten, een financiering met een lange looptijd beschikbaar te stellen.

Wanneer de kosten voor het in eigen beheer opwekken, opslaan en distribueren van decentraal en duurzaam opgewekte energie op termijn voorspelbaar zijn en laag blijven, biedt zo’n lang lopende financiering de pensioenfondsen jarenlang een stabiel en aantrekkelijk rendement. Daarmee krijgen zij de beschikking over een goed alternatief voor hun huidige beleggingen in de fossiele energie-industrie. Ook zijn er macro-economische voordelen wanneer het overgrote deel van de energielasten in de toekomst uit het huishoudbudget en de bedrijfsboekhouding wegvalt. Bovendien levert de onafhankelijkheid van de energievoorziening ook op geopolitiek vlak de noodzakelijke garanties en rust op.

Overheid draagt initiële kosten

Zelf zou de overheid ter ondersteuning en stimulering van de energietransitie de initiële kosten moeten dragen die nodig zijn voor het organiseren van de planmatige aanpak van enerzijds de fundamentele en vergaande isolatie activiteiten van woningen en anderzijds voor het wettelijk inbedden, juridisch faciliteren, organiseren en instellen van Verenigingen van Eigenaren voor Utility Centers ten behoeve van een toekomstbestendige energievoorziening.

Geen nieuwe afhankelijkheid creëren

Die toekomstbestendige energievoorziening vereist dat Nederland volledig zelfvoorzienend wordt en hiervoor op geen enkele wijze afhankelijk is van andere landen.

Productie en aanvoer van waterstof uit zonrijke regio’s uit andere landen of continenten lijkt nu vooral financieel aantrekkelijk maar permanente stabiliteit en leveringszekerheid zijn niet te garanderen. Als afhankelijke en vragende partij ontbreekt eveneens simpelweg de mogelijkheid echte invloed uit te oefenen op sociaal maatschappelijke en ecologische aspecten van de keuzes die in die contreien worden gemaakt.

Het op grote schaal opwekken van windenergie op de Noordzee kan worden gebruikt voor de productie van waterstof die vooral aan de mobiliteitssector en de grote energie-intensieve bedrijven wordt geleverd. In de gebouwde omgeving is dan immers geen extra energie “van buiten” meer nodig.   

Niet meer automatisch aan de vraag voldoen

Een toekomstbestendige energievoorziening vereist bovenal het permanent en fors verminderen en minimaliseren van het energiegebruik. Deze basisvoorwaarde betekent dat er dus een einde moet komen aan het voortdurend accepteren van het adagium dat er toch “aan de vraag moet worden voldaan”. Uitgangspunt moet zijn dat men in de eigen energiebehoefte moet voorzien.

Een beleid dat vol inzet op het beperken van het energieverbruik betekent tegelijkertijd dat er minder windturbines, minder PV velden, minder zware netwerken en opslagsystemen nodig zijn, waarvoor voorlopig nog steeds uiteenlopende grondstoffen en materialen van elders nodig zijn. Terugdringen van het energiegebruik levert dus ook minder risico’s op voor afhankelijkheid van de levering van specifieke materialen en grondstoffen en leidt tot minder nadelige geopolitieke, sociale en ecologische effecten door het winnen en bewerken van die grondstoffen.

‘ENERGIE BESPAREN’ Basis was presentatie voor Rotary

Niet meer alleen de korte termijn. Niet meer alleen direct aan de vraag voldoen.
Niet meer alleen de goedkoopste optie. Niet meer alleen de markt die bepaalt.

Niet meer gevolgen (ecologisch, maatschappelijk, economisch) verzwijgen of bagatelliseren.
Kijk niet meer alleen naar eigen belang maar naar effect voor de hele wereld.

Niet meer bepaalde groepen, branches of werkwijzen bevoordelen ten koste van andere groepen.
De mens/de mensheid centraal i.p.v. de economie.
Hoe was het ook alweer??  De vervuiler betaalt!!!
Nou dat ligt soms net even anders. Deze tabel is het heldere bewijs dat het niet gaat zoals zou moeten.

Voorbeeld toont:
Hoe meer energie je gebruikt en dus hoe meer CO2 je uitstoot des te lager de extra heffingen voor DE en ODE
Stel 15.000.000 kWh verbruik. Zakelijke gebruikers betalen daarvoor aan REB/ODE/BTW € 16.500.
Particulieren betalen aan REB/ODE/BTW voor diezelfde 15 miljoen kWh € 2.254.000.

Veel productie wordt geëxporteerd; burgers subsidiëren via export buitenlandse afnemers.
Suggestie voor oplossing: 
Trek heffingen gelijk. Breng per 1 jan 2023 het minimumbedrag bijvoorbeeld naar €0,05.
Meld meteen dat het bedrag jaarlijks ophoog gaat tot het gelijk is aan wat burgers moeten betalen.

Binnen de kortste keren is het voor bedrijven heel aantrekkelijk om gebouwen, processen en werkwijzen energieneutraal te maken.
Ook zullen bedrijven dan zoveel mogelijk energie zelf op locatie opwekken en opslaan voor later gebruik.
Dit zijn wat opdrachten waar Nederland voor getekend heeft.
Daar komen nog (verder gaande) Europese en mondiale afspraken bij.
Energie besparen en CO2 reduceren alleen is bij lange na niet voldoende.

We moeten ook eens kritisch kijken naar de grondstoffen die we gebruiken.
Waar halen we die vandaan (i.v.m. Transportemissies, Kinderarbeid, Milieuschade doorgebrekkige regelgeving)
En hoe gebruiken we die grondstoffen en wat kunnen we meer doen aan re-use en recycling.

Zo worden tonnen elektronica afval voor een habbekrats geëxporteerd.
Maar we betalen de hoofdprijs voor gerecyclede en daaruit gewonnen nieuw aangevoerde primaire grondstoffen.
Europa is niet echt rijk aan bijzondere grondstoffen. Minder afhankelijkheid van huidige leveranciers heeft voordelen.
Richt in Europees verband milieu hygiënische demontage- en opwerkingsbedrijven voor deelstromen t.b.v. hergebruik en recycling op.
Het is duidelijk dat we altijd op het verkeerde paard hebben gewed.
Steeds maar weer meer machientjes verkopen en die machientjes hooguit een beetje beter maken dan die van de concurrent.

Alle fossiele stoffen die zijn ontstaan uit organisch materiaal en waarmee we energie kunnen maken zijn eindig.
Die zorgen bij gebruik voor het toenemen van de CO2 concentratie in de lucht met alle opwarmende gevolgen voor de mensheid van dien.

Uranium is een erts dat voor komt in rotsformaties. Het is niet fossiel, maar wel degelijk eindig. Het is als het wordt gebruikt ook niet CO2 vrij.
(Zie artikelen over kernenergie op mijn website)

De resterende hoeveelheden fossiele brandstofvoorraden vallen in het niet bij de jaarlijkse hoeveelheid zonne-energie.      
Wereldwijd valt het energiegebruik in dit plaatje ogenschijnlijk wel mee.

In gebieden met veel zon/wind is er ruimte voor de productie van waterstof voor eigen ontwikkeling en als verdienmodel door export.
Maar voorkom ook hier afhankelijkheid van landen met veel zon waar makkelijker/goedkoper waterstof is te produceren.
Duurzaam wil zeggen:
De mens voorziet in eigen behoefte zonder natuurlijke bronnen uit te putten en het leefmilieu zwaar of onherstelbaar te belasten.
Kernenergie o.b.v. uranium is volgens definitie niet duurzaam.
De concentratie uranium in uraanerts is laag; ongeveer 1 kilo per 1000 kilo erts; 500 gram is winbaar.
Jaarlijks verbruik van ca 55.000 ton uranium vereist het winnen en bewerken van 110 miljoen ton erts. 
Winning en opwerking vereist veel (chemische) fabrieken, transport en materialen.
Dus al veel CO2 uitstoot in voortraject om brandstofstaven te kunnen maken.

Overheid betaalt alle kosten vergunningen en onderzoeken.
Bedrijven vragen garanties van overheid voordat ze willen beginnen met bouw.
Kosten nieuwe kerncentrales ontploffen.
Flamanville    start 2006 klaar 2023   geen 3,5 maar 12,5 miljard
Olkiluoto 3     start 2004 klaar 2023   geen 2,5 maar   8,5 miljard
Hinkley Point  start 2014 klaar 2025  geen 16 maar  25    miljard
Engeland betaalt een afname garantieprijs van 92,50 pond per MWh (offshore wind kostprijs va € 40/MWh)!!
In VK zijn plannen voor nog 3 kerncentrales afgelast.
In september 2020 staakt Hitachi met centrale Anglesey i.v.m. kosten van 20 miljard en neemt 2,4 miljard verlies.
Westinghouse/Thosiba staakte in 2018 Virgil C (i.v.m. oplopende kosten van 7,5 naar 18 miljard) en neemt 5 miljard verlies.
Westinghouse ging aan Virgil C en de Vogtle centrale failliet.
Die bouw is met garanties en leningen van de overheid voortgezet. (Kosten ca 25 miljard open in 2023??)

Het Deutsches Institut fur Wirtschaftsforschung lichtte alle 674 kerncentrales (1951-2017) door.
Zij werden gebouwd dankzij subsidies, gemiddeld werd per centrale in 40 jaar tijd 5 miljard verlies geleden.
Centrales werden gebouwd om plutonium te verkrijgen t.b.v. kernwapenproductie, niet voor ‘goedkope’ energie.
Ik ben een fervent aanhanger van kernenergie, maar dan wel uitsluitend van deze!

Op veilige afstand. Hij heeft zich ruimschoots bewezen.
Hij al eeuwen betrouwbaar en vereist geen onderhoud. De energie is overal en voor iedereen beschikbaar.
Niemand die het kan opeisen of die er, door ermee te dreigen, misbruik van kan maken.
Niemand kan er aan komen, je ermee chanteren, en je krijgt de energie toch gratis en voor niets.
We tellen ruim 8.000.000 woningen met een waarde van ruim 2.320 miljard euro. (huizencrisis nog niet meegenomen!)
Er wordt wel eens gezegd dat vervangende nieuwbouw energetisch veel beter en goedkoper is (vooral dat) dan isoleren en renoveren.
Maar dan vergeet men wel makkelijk de aanschaf van de te slopen woningen in het concept en de berekeningen mee te nemen.
Trouwens ook bij bouwmaterialen gaat er in het winnen en bewerken al veel energie zitten.
NB Indicatieve getallen. Geen absolute waarde hechten aan de getallen.
Iedere categorie kent uitschieters naar boven en naar beneden.
Dit wordt veroorzaakt door aantal kamers, aantal vierkante meters, aantal bewoners, gedrag, leefstijl en dergelijke factoren.
Stel je eens voor: ruim 10 miljard euro voor verwarmen per jaar!
Nog goed te isoleren voor 2050, 7.500.000 woningen (woningen uit 2010 zijn dan 40 jaar oud!)
Nog 28 jaar te gaan, dus 270.000 woningen per jaar.
Stel dat renoveren/goed isoleren van de schil € 40.000 per woning kost (afgezien van keuken van 10 à 15.000 en badkamer van 10 à 15.000 euro).
Dan bedraagt de investering daarvoor per jaar €10.800.000.000.

lening van € 40.000, rente 1,5%    2,5%  3,5%
looptijd 120 maanden      359  377  395
looptijd 240 maanden      193 211   231
looptijd 360 maanden  138  157  178
euro per maand
Gebruik pensioengelden voor leningen in investeringen in isoleren/ventileren/PV/opslag.
Financiering niet bewoner gebonden maar object gebonden.
Renoveren/isoleren zonder toename kosten.
Volg het ‘Asser Servicekosten Model’ van SEGON
Ongeveer 4.750.000 woningen (ca 60%) tussen de 75 en 150 m2.     
Bouw niet te klein (<75 m2). Dat is het verschil tussen flatje (50-75 m2) en appartement 150-500 m2).
Zorg voor doorstroming in de wijk met nieuwbouw nabij de bekende (winkel-)voorzieningen.
Suggestie:
Sloop enkele tegenover elkaar gelegen oudere rijtjeswoningen (5 of 10 per zijde)
Dat levert een bebouwbaar oppervlak van 600/700 m2, dus 6 à 7 woningen per bouwlaag,
Bij 4 of 5 lagen levert dat 24 tot 35 gestapelde woningen op, een winst van 14 tot 25 woningen
Bij bebouwbaar oppervlak van 1800/2100 m2 levert dat 18 à 21 woningen per bouwlaag op
Bij 4 of 5 lagen levert op 72 tot 105 gestapelde woningen op, een winst van 52 tot 85 woningen
De bestaande voorzieningen krijgen nieuwe klanten en de bestaande infrastructuur wordt weer beter gebruikt.
“Vroeger” was er sowieso sprake van natuurlijke ventilatie.
We kennen het allemaal;
Hoor de wind waait…
Letterlijk en figuurlijk ‘frisse’ lucht naar binnen.
Maar met het vocht verdween ook de warmte het huis uit.
Het is wel meteen duidelijk wat je moet isoleren: de hele schil en het liefst aan de buitenzijde!
Besparing alleen op basis van het standaardpakket is verre van optimaal.
Je loopt risico op minder goed aansluiten isolatiemateriaal en daardoor mogelijk koudebruggen, condensatie en vochtproblemen
Enige criterium lijkt de hoogte van de investering.
Maar situatie en uitgangspunten voor berekeningen is in jaar tijd sterk veranderd.
Pak de hele schil in.
Ook een nieuwe isolatie op het dak, dat helemaal wordt gedekt met PV!
Bekende aanpak bestaat uit houten staanders of staalprofielen en daartussen steen/glaswol.
Over profielen heen gaat aan weerszijde een OSB-plaat van grove houtsplinters of een dikke plaat PUR i.v.m. koudebruggen via het staal.
Een harde afwerkplaat van vezelcement moet de PUR beschermen. 

Inmiddels heb ik een voorkeur voor een dragende constructie o.b.v. natuurvezel (houtvezel/polymeer) versterkte composiet.
Het vergt minder materiaal door kokerconstructie met verbindingsstukken die ook zo weer kunnen worden hergebruikt.
Er is nu een techniek om glasvezelversterkt composiet (rotorbladen windturbines) weer tot basismaterialen terug te brengen. 

Een vezel versterkte isolerende gevelconstructie is veel dunner, met minder maar beter isolatiemateriaal (aerogel of vacuümpanelen)
In deze constructie zit geen vezelcementplaat maar Poraboard (gerecycled glas)
De zichtbare gevel kan ook makkelijk worden afgewerkt met steen strips.
Afwijkende raamindeling en vormen.
In Nederland is de baksteen nog steeds het favoriete bouwmateriaal.
Maar afwerking met stuc, plaatmateriaal, planken of zelfs PV wint terrein.
Afhankelijk van het project is het mogelijk de woningen in een straat in verschillende baksteenkleuren af te werken.
Ook verschillende kleuren en materialen per verdieping kunnen de levendigheid van het straatbeeld vergroten.
Door de dikke opbouw vallen dikke kozijnen voor drie-laags glas niet op.
Tegenwoordig zijn ook zeer dunne kozijnen, speciaal voor vacuümglas op de markt.
Dit past bij het beperken van het materiaalgebruik voor isolerende voorzetgevels.
Gemaakt van (Nederlands) snelgroeiend hout (naaldboom)

Accoya hout bewerkt door acetyleren.
Chemische verduurzaming met azijnzuuranhydride onder hoge temperatuur en druk.
Hierdoor veranderen de eigenschappen van het hout en neemt het geen vocht op.
Vergelijkbaar met Teak.

Plato Hout wordt verkregen door HydroThermolyse  (koken, drogen, bakken).
Bewerking geschiedt door verhitten tot 170 C in autoclaaf onder stoom en druk.
Dan volgt het geleidelijk drogen tot 8% vocht, en daarna opnieuw, nu droog, verhitten tot 180 °C.
Vergelijkbaar aan meranti.
TRIPLE GLAS
Dikte 2,5 tot 4 cm, extra gewicht, bredere sponning, meer materiaal, Ug = 0,7.

VACUÜMGLAS
Dikte 0,8 cm, licht van gewicht, extra gehard glas, Fineo (AGC) heeft geen zichtbaar dopje van vacumeren, Ug = 0,7 of lager.

Duidelijk minder materiaal voor ramen en kozijnen en door beperkte gewicht ook minder zwaar hang- en sluitwerk nodig.
Kan door minimale dikte ook makkelijk in bestaande ramen het glas vervangen.
Deceuninck levert voor nieuwbouw voor dit vacuümglas slanke kunststof of aluminium profielen met hoge thermische en akoestische isolatie.
PUR, PIR of EPS/XPS isolerende dakpanelen, te dekken met dakpannen.
Dakpanelen worden geleverd met dak- en panlatten of compleet met PV-panelen.

Chemische recycling (PIR/PUR) via Hydro pyrolyse in ontwikkeling.
Door monomeren te koppelen ontstaan polymeren, waarmee je verschillende soorten kunststof kunt maken.
Chemische recycling keert dit proces om door de verbindingen af te breken en zo de basisgrondstoffen weer terug te krijgen.

Meerdere methoden voor chemische recycling zijn in ontwikkeling. Nu worden 4 soorten toegepast.
Oplossing door bewerking met chemisch oplosmiddel zodat polymeren weer voor nieuwe kunststoffen zijn te gebruiken
Depolymerisatie is afbraak van polymeren tot monomeren door gebruik van oplosmiddel en warmte.
Kraken/pyrolyse is verhitten van polymeren met uitsluiten van zuurstof zodat olie of gas ontstaat. O.a. te gebruiken voor nieuwe kunststoffen.
Vergassing is verhitten met een kleine hoeveelheid zuurstof, zo ontstaat een gas met uiteenlopende toepassingen.
(Zie de “roadmap-chemische-recycling kunststoffen 2030” Nederland circulair /VNO-NCW)
Voorwaarde is dat woning bouwkundig geschikt voor renovatie/isolatie en weer opnieuw een lange periode meegaat.

Meerdere problemen tegelijkertijd relatief eenvoudig op te lossen.
Uitbreiding als de woning eigenlijk te beperkt van oppervlak is.
Als er meer variatie nodig is in woninggrootte in bepaalde wijk om meer variatie in bewoning en bewoners te krijgen.
Verbeteren van uiterlijk en aanzicht van straat en woningen kan mede van invloed zijn.
Ook kan uitbouw bijdragen om beter gebruik te kunnen maken van zon en PV-opbrengsten.
Uitbouw kan, in combinatie met woningsplitsen in beneden- en bovenwoning, leiden tot verdichting en meer woningen in de buurt.
Doe het in een keer goed; in 2050 moet het toch echt E-neutraal zijn.
Zorg ervoor dat je nagenoeg geen verwarming of koeling meer nodig hebt.

Passiefhuis: Netto energiebehoefte voor ruimteverwarming; 15 kWh per m² gebruiksoppervlak, per jaar.
Totale primaire energievraag; 120 kWh per m² gebruiksoppervlak per jaar.
(Al veel gebouwd in Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Zweden).
Standaard isolatiepakket (dia 15) [DWA Onderzoek, Haalbare CO2 reductie 2021] geeft nog altijd flink verbruik aan.
Afhankelijk van type woning van tussen de 45 en 75 kWh/m2 t.o.v. wenselijk geachte 15 kWh per m².
Bijna nog altijd 3 tot 5 x zoveel als wenselijk om écht energiezuinig te zijn.

Als je nu je huis met het standaardpakket isoleert kom je er vrijwel zeker niet toe om dat binnen een jaar of 10/15/20 opnieuw te doen.
Hoe lager de lambda waarde, des te beter de isolatiewaarde.
Lambda waarde wordt uitgedrukt in W/m.K.
(Warmteverlies in Watt per meter, per graad temperatuurverschil tussen beide zijden van het isolatiemateriaal).
Lambda waarde geeft de prestatie van een materiaal aan (ongeacht de dikte!!!).

De Rd-waarde wordt uitgedrukt in m2K/W.
De Rd-waarde van materiaal wordt berekend door dikte in meters te delen door de  Lambda (R=d/λ).
(60 mm glaswol met λ van 0,035 heeft een Rd-waarde van 1,71 (0,06/0,035).
150 mm komt uit op Rd van 4,28; 350 mm of 35 cm komt uit op Rd =10.

Rc-waarde geeft het totaal van alle Rd-waarden van alle lagen materiaal bij elkaar opgeteld.
(Stucwerk, binnenmuur, isolatiepakket, buitenmuur, eventueel stuclaag etc.).
Aerogels bestaan uit siliciumdioxide (kwarts).
Het materiaal is dampdoorlatend en waterafstotend.
En is ook milieuvriendelijk, warmte isolerend, geluid isolerend en onbrandbaar.
Goede kern bestaat uit pyrogeen kiezelzuur (silicium).
Kern wordt vacuümgetrokken en omhuld met lucht- en dampdichte folie.

De λ-waarde is 0,006     dus geeft 6cm (0,06: 0,006) =  Rd van 10. 
VIP’s volledig inkapselen met hard materiaal en zo beschermen tegen doorboren; dan is extra isolatiewaarde vrijwel weg
.
Poraboard is de ecologische bouwplaat voor het binnen en buiten.
Voor vloeren, plafonds en muren en plaat is direct af te werken.
Volledig ecologisch, op basis van 96% gerecycled glas.
10 mm dik, slechts 5 kg/m2 en erg sterk.
Eenvoudig te verwerken, snijden, schroeven of verlijmen.
Brandklasse B2, schimmelwerend, water resistent, geluiddempend tot 23 dB per zijde.
Isoleren van de schil door aanbrengen isolatiepakket op muren van de woning.
Op dit isolatiepakket handmatig steen strips lijmen.  
Of op de gevel aanbrengen van panelen met steen strips
.

Er zijn panelen die stenen en isolatie integreren in één systeem.
De steen strips worden tijdens productieproces onderdeel van de plaat en niet apart gelijmd.
Combinatie maximale isolatie met authentieke uitstraling van stenen gevel.
Platen, buitenhoeken, kozijnhoeken, sluitstukken en rollagen beschikbaar.

Prefab elementen zijn snel en het gehele jaar door te monteren.
Prefab elementen leveren een aanzienlijke besparing t.o.v. separate isolatie en handmatig aanbrengen van steen strip
s.
TEMPERATUUR IS BEHEERSBAAR EN VRIJWEL CONSTANT.
GEEN KOUDEVAL BIJ RAMEN, TOCHTVRIJ, VOCHTVRIJ, SCHIMMELVRIJ.
GEZOND WONEN DOOR PERMANENT FRISSE LUCHT.
Leidingen voor aanvoer en voor afvoer lopen door het hele huis.
Dat is extra lastig bij bestaande woningen met vaak ingrijpende bouwkundige en cosmetische maatregelen.

Ventilatie neemt veel vuiligheid uit de lucht mee. Ventilatieleidingen vervuilen per definitie door stofdeeltjes in de lucht.
Regelmatig schoonmaken van leidingen is nodig maar is lastig, ingrijpend en kostbaar.
Voorkom vocht en vet in afzuiglucht en ventilatieleidingen m.a.w. sluit keuken en badkamer niet aan op ventilatiesysteem.
In Nederland is standaard aansluiting op ventilatiesysteem helaas gebruikelijk i.v.m. rendement want daar zit warmte in de lucht.
In Amerika gaat lucht uit keuken en badkamer standaard rechtstreeks naar buiten.
TNO: veel fijnstof door bakken en braden blijft lang in huis hangen en vereist urenlang ventileren op hoogste stand.
Kanalen in WTW geven warmte uit binnenlucht af aan koude buitenlucht.
Voor efficiënt rendement van warmteoverdracht is goed geleidend materiaal nodig.
Uit kostenoverwegingen wordt toch vaak kunststof gebruikt i.p.v. aluminium of koper.
Vervuiling ligt op de loer als filters bij luchtinlaat niet goed functioneren en niet schoon zijn. 
Ideaal is aanvoer en afvoer van lucht per vertrek, sensor gestuurd op CO2, RV, en °C.
De Fresh-r is een effectieve WTW, ook als het vriest, dankzij het hoge rendement van de koperen wisselaar.
Systeem geeft een melding als reiniging van het filter (in afwasmachine) nodig is.
Optionele fijnstoffilter (hepa filter)
, stil/ geluidloos, gemiddeld verbruik 6 Watt.
NB Oude cijfers CBS 2016/2017

Planmatige aanpak is vereist. Hoogste prioriteit vaststellen en selecteren door analyse van:
Toekomstwaarde woningen, bouwperiode en bouwwijze, kwaliteit van de bouw, woonoppervlak, woonomgeving, voorzieningen etc.
Te groot oppervlak kan reden zijn voor interne herverkaveling met meer wooneenheden in hetzelfde bouwvolume.
Ook demografische ontwikkelingen en verhouding eengezins-/ meergezinswoningen worden meegewogen.
Garandeer comfort, woongenot, besparingen, financieringslast, en kwaliteit van materiaal en de uitvoering.
Kies voor een gebouw gebonden financiering en een lange afschrijvingsperiode, zodat lage lasten zijn gegarandeerd
1 m3 gas staat ongeveer gelijk aan 10 kWh, 1250 m3 gas is dus 12.500 kWh.
Vermogen van PV-paneel wordt aangegeven in Wp. 
Onder optimale omstandigheden levert een paneel ongeveer 85% van het vermogen aan kWh (gemiddeld over levensduur)
Huidige techniek zit aan limiet van opbrengst maar door nieuwe ontwikkelingen/ materialen zoals Perovskiet verdere groei te verwachten
PV-panelen als dakbedekking maken dakpannen overbodig,
Er zijn ook verschillende uitvoeringen beschikbaar die gevelmaterialen vervangen.
Op met rode pannen gedekte daken vallen gekleurde PV-panelen minder op.
Schermen van PV-panelen schuiven voor de ramen als zonwering.
Ook PV-panelen die met de zon meedraaien en gevel zelf in de ‘schaduw’ zetten.
PV-film maakt lange banen aan de gevel of op het dak mogelijk.
Terugleveren van overschot aan zonne-energie is weldra financieel niet meer aantrekkelijk.
Overschot ontstaat overal tegelijk en vraag neemt dan af doordat partijen zelf hun energie opwekken met PV-panelen.
Oplossing vormen energieopslagsystemen voor gebruik op later tijdstip of elders.
Opslagsystemen maken ook kostbare verzwaring van het elektriciteitsnet overbodig.
De zon kent niet alleen een vast dag en nacht ritme en een wisselende intensiteit in de seizoenen.
Ook varieert de intensiteit en dus energieopbrengst iedere maand van ieder jaar.
Dit maakt seizoensopslag en extra langdurige energieopslag in de vorm van waterstof op termijn steeds aantrekkelijker.
Hoe meer PV-panelen des te meer energie opslagen kan worden om tekorten en donkere en koudere maanden te dekken.
De verschillende batterijen hebben allemaal specifieke voor- en nadelen.
Het gebruik van grondstoffen, de constructie en mogelijkheid van hergebruik en recycling moet in de keuze zwaar wegen.
De Vanadium redoxflow batterij is een efficiënte manier om elektrische energie via redoxreacties op te slaan als chemische energie.
In de batterijsystemen is dit proces uiterst compact ondergebracht en te configureren voor elke toepassing.
Het hart van de batterij bestaat uit zogenoemde stacks, gestapelde cellen met in elke cel een positieve en negatieve elektrode.
Deze zijn gescheiden door een membraan dat ionen door kan laten en voorkomt dat de elektrolyten mengen.
Hoe meer cellen en hoe meer stacks, des te groter is het vermogen (kilowatt) dat de batterij levert.
De energieopslag vindt plaats in twee tanks met vloeibare elektrolyt op basis van Vanadium.
Hoe meer elektrolyt en hoe groter de tanks, des te groter de opslagcapaciteit (kilowattuur) van de batterij.

Bij het opladen geven ionen in de tank met de positieve elektrolyt een elektron af dat via het membraan in de tank met negatief elektrolyt komt. Zo wordt de elektrische energie daar opgeslagen als chemische energie. Bij het ontladen van de batterij gebeurt het omgekeerde.
Vanadium is zeer geschikt voor de redoxflow batterij omdat de elektrolyt niet kan worden vervuild en geen corrosie veroorzaakt.
Groot nadeel vormen de kosten van het membraan en het feit dat het vanadium niet overal beschikbaar is.

De RUG, de TU/E en de TU Denemarken ontwikkelden een flowbatterij met een stabiel molecuul dat elektronen kan accepteren én doneren.
De meest geschikte verbinding was een Blatter radicaal, een bipolaire organische verbinding.
Dit biedt een oplossing voor de kosten van het membraan en de beschikbaarheid van vanadium.
Professor Donald Sadoway van het MIT heeft een opslagsysteem ontwikkeld waarbij metalen en elektrolyt in vloeibare vorm moeten zijn
Hij gebruikt elektroden van magnesium (Mg) en antimoon (Sb) met een elektrolyt bestaande uit chloriden van magnesium, natrium en kalium. 
De batterij moet bij zeer hoge temperaturen werken om reacties te laten plaatsvinden.
Dit maakt zeer hoge stroomdichtheden mogelijk wat de batterij van vloeibaar metaal geschikt maakt voor toepassingen in het elektriciteitsnet.
De technologie levert hoge stroomdichtheden per cel die ongeveer tien keer beter zijn dan conventionele cellen.
Het opslagsysteem kent een lange levensduur en is modulair op te schalen tot multi-mega Watt capaciteit.
De batterij kent een eenvoudige constructie, gebruikt goedkope actieve materialen en heeft een reactietijd van milliseconden.
Een batterijbeheersysteem (BMS) is niet vereist.
De ontwikkelingen om de prestaties te verbeteren gaan onverminderd door zodat ze op grote schaal commercieel kunnen worden ingezet.
Dit plaatje dateert nog uit de tijd dat we bij de provincie en TU/E werkten aan de eerste “utility centers”.
We gingen toen nog uit van PVT-panelen en in iedere woning een kleine huisbatterij (10 -15 kWh).
Ook dachten we aan een boilervat (1000 liter) voor douche/bad en hot fill wasmachine en afwasmachine.
Het overschot van elektriciteit en warmte moest naar een collectieve opslagsystemen voor gebruik op later moment.

Door de wens het gebruik van grondstoffen te minimaliseren en de haalbaarheid van all electric maakte de warmteboiler overbodig en inefficient. Een enkel elektrisch energiesysteem optimaliseert het gebruiksgemak voor bewoners.
Goede opslagsystemen voor elektriciteit, de inductieverwarmingsketel (CVi) en doorstroom-verwarmer bieden nu een totaaloplossing.
Het Utility Center (UC) werkt voor groepen woningen, met daarin steeds wisselende samenstelling bewoners met steeds ander gedrag. 
Ieder huis wekt met PV zoveel mogelijk zonne-energie op, vult de eigen kleine huisbatterij en men gebruikt wat men direct nodig heeft.
Het overschot gaat in het collectieve opslagsysteem van het UC, waarbij bij een volle batterij het overschot wordt omgezet in waterstof.
De verschillende UC’s kunnen voor een ultieme balans gekoppeld worden. Zo raak je gezamenlijk onafhankelijk van het net
Via een VvE houden de bewoners grip op de keuze van de partij aan wie financiering, levering en beheer in opdracht wordt gegeven.
Het omzetten van een overschot aan elektrische energie in waterstof biedt veel voordelen.
Zo wordt materiaalgebruik voor extra batterijcapaciteit vermeden, is het benodigde volume veel kleiner, en zijn de kosten veel lager.
Opslag van waterstof kan onder atmosferische druk in containers van natuurvezel versterkte composiet, gevuld met metaalhydriden of hydrazine.
Elestor wil een ​​opslagsysteem bouwen met de laagst mogelijke opslagkosten per kWh. 
Het Arnhemse bedrijf bouwt voort op technologie die decennia geleden door NASA is ontwikkeld: de redoxflow-batterij. 

Redoxflow-batterijen ‘slaan’ elektronen op in een chemische verbinding, die wordt gesynthetiseerd bij een overmaat aan elektriciteit.  
De elektronen komen vrij wanneer dat nodig is door dezelfde chemische reactie in omgekeerde volgorde. 
De stroomaccu van Elestor zet waterstofbromide tijdens het opladen om in waterstof en broom. 
Deze actieve materialen zijn gemakkelijk verkrijgbaar, goedkoop en maken zowel een hoge energie- als vermogensdichtheid mogelijk.
De Battolyser, een spin-off van de Technische Universiteit Delft (TU Delft),
Dit apparaat slaat elektriciteit op, maar kan ook water splitsen in waterstof en zuurstof wanneer het volledig is opgeladen. 
Een combinatie van een gewone batterij en een elektrolyser kan hetzelfde, maar
de battolyser “doet het beter en tegen lagere kosten in situaties waar het er echt toe doet”.

Conventionele elektrolysers kunnen immers niet gemakkelijk aan en uit kunnen worden gezet,
maar de battolyser kan onmiddellijk schakelen tussen waterstofproductie en het ontladen van de batterij. 
Grootschalige opslag elektriciteit is niets nieuws, alleen nog onbekend in Nederland.
Waterstof wordt een zeer belangrijke pijler onder de onze economie. In het transport is al in gebruik voor bussen, vrachtwagens en schepen.
Een toekomstbestendige fiets op waterstof wed ontwikkeld via een studieproject.
Twee simpele tankjes gevuld met metaalhydride aan de zadelstang zorgen voor opslag waterstof onder atmosferische druk
De brandstofcellen zijn in het frame ingebouwd. De fiets heeft een actieradius van 2000 km.

Een toekomstbestendig alternatief voor verzwaren van het elektriciteitsnet.

De capaciteit van het elektriciteitsnet in Nederland is decennialang bepaald door de transportbehoefte van enkele productielocaties met grote energiecentrales naar vele verspreid liggende afnemers in ons land. De overstap van die grote kolen- en gascentrales naar hernieuwbare energiebronnen betekent een omschakeling naar decentrale opwekking, verspreid over vele locaties in steden en regio’s. Dit gegeven zet vraagtekens bij nut en noodzaak van een centraal uitgelegd en beheerd elektriciteitsnetwerk. Hoe constructief en toekomstbestendig is het voornemen om dit, in principe inmiddels achterhaalde, netwerk de komende decennia voor vele miljarden te verzwaren, aan te passen en uit te breiden?

Volgens Enexis moeten de gezamenlijke netbeheerders vóór 2050 zelfs zo’n 60.000 tot 80.000 kilometer kabel ingraven. Dat is 1,5 tot 2 keer de wereld rond, kost aardig wat koper en andere grondstoffen en al die graafwerkzaamheden vergen ook veel extra energie en menskracht.

Huidige energienet frustreert opwekken duurzame energie.

Door de opbouw en capaciteit van het netwerk hebben netbeheerders momenteel steeds meer problemen om opwekkers van duurzame energie op het elektriciteitsnet aan te sluiten.

De capaciteit van de aanwezige kabels en de bijbehorende infrastructuur, zoals verdeelstations en distributiekasten, is ontoereikend om het extra aanbod duurzaam opgewekte energie te verwerken en te transporteren. Dit ongeschikte elektriciteitsnet dwarsboomt inmiddels duizenden duurzame energieprojecten. En dat terwijl de doelstellingen van de energietransitie juist een snelle omschakeling naar duurzame energiebronnen vereisen!

Risico’s en effecten van centrale energienetwerken. 

Wat is de reden dat een lokale of regionale gemeenschap zich, in een veranderende wereld waarin elektrische energie vooral decentraal wordt opgewekt, opnieuw afhankelijk maakt van een centraal beheerd en feitelijk gedateerd netwerk? Een dergelijk centraal aangestuurd en spoedig geheel achterhaald netwerk is nu al erg gevoelig voor sabotage, kabelbreuken, ontregelende cyberaanvallen of overstromingen. En waarom zou je het risico willen lopen dat in de toekomst bij grote verschillen tussen vraag en aanbod, een energieleverancier of netbeheerder bepaalt tegen welke prijs aan wie, waar en hoeveel elektriciteit wordt geleverd? Dat gebeurt, bij onverwachte tekorten en grote verschillen tussen vraag en aanbod, elders in wereld nu al. Dergelijke bemoeienissen van energiebedrijven moeten we zien te voorkomen!   

Microgrids als beproefd alternatief en fundamentele oplossing

In Amerika en Australië heeft men door bosbranden, orkanen en overstromingen inmiddels ruime ervaring met de gevolgen van het langdurig uitvallen van de energievoorziening door problemen met grote en centrale elektriciteitsnetwerken. Daar werken gerenommeerde bedrijven als Siemens, Schneider Electric en Bloom Energy aan een fundamentele oplossing voor dit probleem, door zogenoemde ‘microgrids’ te realiseren. Opslagsystemen met enorme vermogens en capaciteiten maken standaard deel uit van deze microgrids. Vooral in Texas en Californië is er veel aandacht voor de aanleg van microgrids. De voordelen zijn daar overtuigend gebleken: ze bieden leveringszekerheid en bovendien leiden ze tot lagere kosten en een hoger rendement op de infrastructuur.

Hernieuwbare energiegemeenschappen

Maar ook België werkt aan de invoering van een systeem van microgrids. Daar werken bedrijven samen in ‘hernieuwbare energiegemeenschappen’, waarbij productie- en opslagcapaciteit worden gedeeld en momenten van energieverbruik goed op elkaar worden afgestemd. Een smart-microgrid-technologie zorgt ervoor dat deze samenwerking digitaal en automatisch wordt aangestuurd. Het zal niet verbazen dat de eerste projecten vooral bedrijven uit de logistieke sector betreffen. Nog afgezien van de hoge gesloten gevels waaraan nu of in de nabije toekomst extra zonnepanelen bevestigd kunnen worden bieden alleen de daken van die distributiecentra al meer dan voldoende ruimte voor het grootschalig opwekken van energie met zonnepanelen. De opgewekte energie die men niet direct en niet zelf gebruikt gaat naar andere deelnemers of verdwijnt in opslagsystemen, voor gebruik op een later tijdstip. Deze energie is in te zetten om prijsschommelingen af te vlakken, transportmiddelen en productieprocessen vérgaand te elektrificeren of zelfs om aan netbeheerders te verkopen als de vraag het aanbod overtreft.

Stationaire opslagsystemen hebben meerdere voordelen

Bij opslagsystemen voor elektriciteit denken velen allereerst aan Li-ion batterijen, die door hun hoge energiedichtheid bekend zijn van gebruik in mobiele systemen als gsm en elektrische auto.

Voor grondgebonden objecten en toepassingen is “mobiliteit” geen criterium waardoor voor gebruik in de gebouwde omgeving andere, meer geschikte, opslagsystemen in beeld komen.  Van de stationaire systemen is de energiedichtheid weliswaar lager en dus is ten opzichte van mobiele systemen met gelijke capaciteit het volume wat groter.

Gedwongen door de geringere energiedichtheid is het alleen al uit kostenoverwegingen noodzakelijk om bij de ontwikkeling van stationaire opslagsystemen veel aandacht te besteden aan de beschikbaarheid, de recyclebaarheid en de gevolgen voor het milieu van het winnen en verwerken van de grondstoffen die in de systemen worden gebruikt. Daarom zijn er voor de productie van stationaire opslagsystemen, als bijvoorbeeld de Flow battery en de LiquidMetal battery, veel minder en minder kritische grondstoffen nodig. Bovendien is de opslagduur weer (veel) langer, de ontladingssnelheid hoger, het aantal laad en ontlaad cycli veel groter, de levensduur veel langer en de brandbaarheid afwezig en het gebruik veiliger.

Maar ook voor stationaire opslagsystemen geldt dat zij zijn gebaat bij een capaciteit die goed is afgestemd op het verwachte gebruik, de intensiteit en het aantal ladingen en ontladingen.

Het is efficiënt wanneer meerdere bedrijven met verschillende capaciteiten voor productie van energie en uiteenlopende verbruiksprofielen gezamenlijk gebruik maken van een collectief opslagsysteem. Dit biedt bovendien als extra voordeel de mogelijkheid om, bij een volledig geladen batterij, het extra energie-aanbod efficiënt om te zetten in waterstof en op te slaan voor gebruik op een later moment. Inmiddels is zelfs al het in Nederland ontwikkelde Battolyser® systeem op de markt waarin batterij en elektrolyser in een installatie zijn gecombineerd.

Waterstof als ultieme lange termijn opslag

Voor de langere termijn is het belangrijk dat dankzij diverse innovatieve ontwikkelingen enorme verbeteringen worden bereikt bij het energetisch efficiënt produceren en opslaan van waterstof. Het is nu al relatief eenvoudig om waterstof, onder atmosferische druk, langdurig op te slaan in met vezel versterkte kunststof containers die zijn gevuld met metaalhydriden, ‘powerpaste’ of de vloeibare waterstofdrager hydrozine. Met deze waterstof krijgen de deelnemende partijen de mogelijkheid de door henzelf geproduceerde en opgeslagen energie in hun productieprocessen en systemen toe te toepassen op door hen gewenste tijdstippen voor het leveren van elektriciteit dan wel warmte. Bovendien zijn deze containers met waterstof makkelijk en veilig op te slaan en zijn ze veilig te vervoeren, zodat de energie desgewenst ook elders kan worden ingezet. Deze optie is met name interessant voor partijen op bedrijventerreinen en in het buitengebied waar de vraag beperkt is maar de productie groot is zodra zij de grote daken van agrarische bedrijfsgebouwen en productie- en distributiecentra vol leggen met zonnepanelen. Dat geldt ook voor de eigenaren van zonneparken, die nu soms jarenlang op een aansluiting op het energienet moeten wachten.

De keuze voor een batterij in combinatie met waterstofproductie maakt onmiddellijk een einde aan de afhankelijkheid van de capaciteit van het elektriciteitsnetwerk en van de netbeheerder.

‘Terug leveren’ op termijn economisch absoluut oninteressant

Het ‘salderen’ of ‘terug leveren’ van opgewekte zonne-energie aan het elektriciteitsnet zal -zeker op termijn- financieel heel weinig of niets opleveren. Wanneer de productie van energie via PV-panelen veel verder groeit ontstaat in kortere of langere perioden met veel zon een kortstondig maar gigantisch “overschot” aan zonne-energie die men aan het net wil terug leveren. Ook bedrijven zullen in die situatie het grootste deel van de eigen energievraag met hun eigen zonnepanelen dekken.

Daardoor zal de elektriciteitsvraag minimaal zijn en zullen de huidige energiebedrijven bij een dergelijk groot aanbod er geen of slechts een verwaarloosbaar lage vergoeding voor willen betalen. Ook een ‘negatieve opbrengst’ is dan niet uitgesloten. Omgekeerd zullen energiebedrijven de hoofdprijs in rekening brengen op het moment dat er sprake is van een grote vraag en het aanbod van energie laag is. Vraag en aanbod bepalen de prijs, een principe dat nu al goed tot uiting komt in het tarief voor ‘piekbelasting’. En dankzij de ‘slimme meter’ is van iedere aangesloten gebruiker het verbruik in de dure uren bij de energiebedrijven tot op de seconde bekend.

Collectiviteit van een Vereniging van Eigenaren biedt voordelen  

Met deze ontwikkelingen in de energiemarkt en de beschikbaarheid van steeds meer geschikte opslagsystemen ligt het voor de hand dat ondernemers, net als elders en zeker op termijn, kiezen voor individuele en kleinere opslagsystemen, met alle risico’s en exploitatielasten van dien. Het maakt hen onafhankelijk van ‘het net’ en dus ongevoelig voor prijsschommelingen. Zij kunnen hun eigen zonne-energie optimaal op de door hen gewenste momenten gebruiken.

De ondernemers in zogenoemde “lokale energiegemeenschappen” maken samen gebruik van één collectief opslagsysteem met een optimale capaciteit en automatische sturing. Dit levert zowel bedrijfseconomische als grote ecologische, maatschappelijke en macro-economische voordelen op. De onderlinge uitwisseling voorkomt opslagsystemen met suboptimale capaciteit en het gebruik van veel extra energie en materiaal voor talloze kleine systemen.  

De deelnemers in een Nederlandse ‘Lokale Energie Gemeenschap’ kunnen zich organiseren in een ‘Vereniging van Eigenaren’ en de levering, installatie, beheer en onderhoud in opdracht geven aan daartoe gespecialiseerde partijen. Dankzij hun deelname aan een lokale energiegemeenschap genieten ze bedrijfseconomische voordelen omdat zij investerings-, beheers- en onderhoudskosten als service kunnen inkopen.

Het realiseren van een microgrid met energieopslag is overigens een uitgelezen activiteit voor parkmanagementorganisaties van bedrijventerreinen. Opdrachtgevers en klanten stellen tegenwoordig eisen aan de ‘duurzaamheid’ van hun partners en leveranciers. Zelfs de kleinere ondernemers op een bedrijventerrein kunnen als ‘energiegemeenschap deelnemer’ aan deze eisen tegenmoet komen en bij opdrachtgever en klant een actieve bijdrage presenteren en zo een positief imago bewerkstelligen.

Kosten verzwaren energienet niet afwentelen op huishoudens

De ontwikkelingen rondom de implementatie van microgrids en stationaire opslagsystemen maken de inzet van enorme budgetten om het elektriciteitsnet overal te verzwaren en uit te breiden tot een zeer risicovolle operatie. Daar komt bij dat de kosten van het netbeheer op alle gebruikers worden verhaald waarbij vooral huishoudens en klein zakelijke consumenten het grootste deel van de rekening krijgen gepresenteerd. Voorkomen moet worden dat de kosten van dergelijke investeringen op termijn geheel worden afgewenteld op de huishoudens omdat bedrijven op grote schaal overschakelen op zelfvoorziening.

Helaas is het gebruik van energie in sommige bedrijven en bedrijfstakken zonder fundamentele aanpassing van bijvoorbeeld het productieproces niet snel of substantieel te verlagen. Voor die bedrijven moet gaan gelden, dat alle kosten voor opwekken, aanvoer en eventueel ook opslag van duurzame energie vanaf bijvoorbeeld de Noordzee volledig en alleen aan hen direct worden doorberekend. Dat zou al direct in kunnen gaan voor de verschillende datacenters die zich hier hebben gevestigd. De kosten voor het verzwaren en uitbreiden van het energienetwerk komen dan rechtstreeks op hun economische bordje terecht. Gegarandeerd dat dat invloed heeft op de bedrijfseconomische en interne afwegingen. Huishoudens en relatieve kleinverbruikers blijven dan op termijn gevrijwaard van een extra verhoging van de kosten voor het netbeheer.    

Prijsprikkel om besparen en duurzaam opwekken van energie te stimuleren

Het is noodzakelijk dat ook het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties het gebruik van energie structureel en fundamenteel verlagen. De overheid kan dat met strikte regelgeving en stevige prijsprikkels sturen en stimuleren. Een fikse maar eerlijke verhoging van de Regulerende Energie Belasting en Opslag Duurzame Energie voor verbruikers van meer dan 100.000 kWh, zorgen er vanzelfsprekend voor dat bedrijven gaan investeren in het besparen, het opwekken en het opslaan van energie. Op bedrijventerreinen zijn microgrids relatief eenvoudig te realiseren waarop dan daarin gespecialiseerde marktpartijen ‘opslagsystemen op maat’ kunnen aansluiten.

Buurtbatterij

Natuurlijk spreken de effecten van energieopslag voor veel verbruikers als bedrijven, grotere organisaties en instellingen het meest tot de verbeelding. Maar ook voor huishoudens geldt dat zij met een microgrid en een collectief opslagsysteem voor buurt of wijk zowel veel ecologische als financiële voordelen kunnen bereiken. Met een afbouw van de salderingsregeling in het verschiet, een enorme afhankelijkheid van het elektriciteitsnet en te verwachten elektriciteitsprijs per uur gebaseerd op vraag en aanbod doen de voordelen van een grotere onafhankelijkheid   

van het elektriciteitsnet toenemen.

Veel eigenaren van PV-installaties hebben het geïnstalleerde vermogen afgestemd op het verbruik. Met een vergoeding voor een terug geleverde kWh van maximaal 4 à 5 cent zou een investering in extra panelen niet renderen. Helaas werd het gewenste vermogen niet gebaseerd op de lagere productie en het hogere verbruik in voor- of naseizoen, laat staan de winterperiode.

Toch zou het schelen als iedereen zijn geschikte dakoppervlak volledig zou benutten om er PV-panelen op aan te brengen. Het ongebruikte overschot zou via het microgrid in de buurt of wijk tijdelijk in de buurtbatterij verdwijnen om later weer te worden gebruikt. Afhankelijk van de woning oriëntatie en dakoppervlakken wordt de capaciteit van de buurtbatterij bepaald en wordt er een productie-unit voor waterstof aan gekoppeld. De buurtbewoners zijn via hun Vereniging van Eigenaren betrokken bij de selectie, de installatie en het beheer van het volledige systeem. Zij geven de werkzaamheden in opdracht aan de marktpartij die de meeste en beste garanties geeft voor een duurzaam, effectief en financieel aantrekkelijk systeem.

Het spreekt voor zich dat ook maatschappelijke gebouwen in de betreffende buurt deel kunnen nemen. Juist scholen, mits goed is geïsoleerd, verstevigen de basis onder het systeem omdat zij in de zomermaanden, met veel zonne-energie, zijn gesloten en in de avonduren nagenoeg geen stroom gebruiken. In de koude perioden draait de verwarming van de school op waterstofketels. 

Duidelijk is dat er meerdere mogelijkheden zijn de capaciteitstekorten op het energienet op korte en langere termijn fundamenteel op te lossen zonder een eenzijdige focus op netverzwaring.

In de (voor-) financiering van microgrids en energieopslagsystemen kunnen de Nederlandse pensioenfondsen een belangrijk deel van hun 1500 miljard euro aan beheerd vermogen op een financieel en maatschappelijk rendabele wijze voor de toekomst verantwoord inzetten.  Met enkele simpele afspraken met de rijksoverheid moet de financiering snel op een voor iedereen aantrekkelijke wijze zijn te regelen!!!